Christina – Het verhaal van Stijntje Jans Langbeek

1856 – De vroege ochtendzon piept door de wolken als Stijntje Jans Langbeek de deur van haar schamele veenhut opent. Zuchtend leunt ze even tegen de deurpost en plaatst haar handen in de zij. Haar gezicht draagt duidelijke sporen van een zwaar leven, maar ondanks dat heeft ze iets aantrekkelijks en innemends. Misschien zijn het haar heldere blauwe ogen, waaruit de levenslust sprankelt. Die ogen spreken boekdelen, ze lokken en lachen als ze vrolijk is, stralen als ze naar haar kinderen kijkt en worden verdonkerd wanneer de dagelijkse zorgen de overhand krijgen.

Nu staan haar ogen donker. Een nieuwe dag, jawel, maar wel een nieuwe dag vol zorgen. Als je moet rondkomen van een schamel loon, verdiend met hard werken in het veen, brengt elke dag nieuwe moeilijkheden. Zeker als je, zoals Stijntje, een groot gezin hebt. Ze deelt haar hut met Reindert Koning en hun kinderen. Zij heeft kinderen in soorten; een reeds volwassen drietal uit haar huwelijk met Derk Reilman, twee dochters waarvan Reindert de vader is en in de periode voor ze Reindert leerde kennen kreeg ze ook nog een tweetal kinderen, die jong zijn gestorven. Over de identiteit van hun vader of misschien zelfs vaders zwijgt ze; het is niet nodig dat iemand dat weet, vindt ze. Het waren háár kinderen, dat te weten volstaat.

Reindert en Stijntje zijn niet getrouwd; om een huwelijk te laten sluiten heb je immers geld nodig en het aanvragen van de benodigde aktes kost een lieve duit. Dat geld besteden ze liever aan voedsel. En ach, ook zonder het boterbriefje valt goed te leven. Ze weten immers toch wel dat ze bij elkaar horen. Al is Stijntje dan ook twintig jaar ouder dan Reindert, het zit wel goed met die twee. Voor Stijntje is Reindert haar man, gehuwd of niet gehuwd. Maar nu heeft ze zorgen. Ze is inmiddels negenenveertig jaar en als de tekenen haar niet bedriegen, dan verwacht ze óf een kind óf ze is een oude vrouw geworden. Zelf denkt ze het laatste en dat maakt dat ze haar vruchtbare leven overpeinst, staande in de deurpost in het Drentse veenlandschap van Anloo.

Twintig jaar was Stijntje toen ze Derk Hendriks Reilman, die als arbeider werkte in Westerbroek, ontmoette. Hij kwam, net als Stijntje en haar ouders, uit Duitsland. Stijntjes vader, Johann Jürgen Langbeck, had hun geboorteplaats Haarburg (in het Graafschap Hannover) verlaten wegens de bittere armoede daar. Op zoek naar meer voorspoed trokken ze naar Nederland, om in 1804 uiteindelijk neer te strijken in Scharmer, waar zich al meer Evangelisch-Luthersche Duitsers gevestigd hadden. Helaas was het ook hier bittere armoede. De bewoners van de streek stonden niet goed aangeschreven wegens hun liederlijke gedrag, in de ogen van de meer gefortuneerden dan. Maar onderling was de saamhorigheid en hulpvaardigheid groot en daar denkt Stijntje nog altijd met warmte aan terug.

Stijntjes gedachten dwalen af naar haar jeugd. Ze overpeinst de ontberingen en moeilijkheden die haar ouders moeten hebben doorstaan tijdens hun landverhuizing. Eigenlijk was het een dapper avontuur. Haar ouders, met hun oudste zoon Johann, die in 1799 nog in Haarburg in Duitsland was geboren, moesten een barre reis hebben gemaakt. Nog een wonder dat Johann dat had overleefd. Nooit had Stijntje van haar ouders gehoord of er nog meer kinderen tussen Johann en het volgende zoontje – dat in Scharmer geboren was in 1807 en vervolgens alweer gestorven in 1808 – waren geboren. Ze vermoedde van wel. Zo ging het immers, het ene na het andere kind kondigde zich aan, reis of geen reis. Nu kan ze haar ouders er niet meer naar vragen. Moeder Leentje Kweeboom (haar Hollandse naam, in plaats van het prachtige Duitse Catharina Margaretha Magdalena Quebaum) was in 1840 in Scharmer gestorven en vader Jan (Johann Jürgen) stierf vier jaar later. Moeder was negenzestig geworden, vader eenenzeventig. Snel rekent Stijntje: redelijkerwijs heeft ze nog zo’n goede vijfentwintig jaren als oude vrouw te gaan. De tijd vliegt. Als de zorgen maar eens wegblijven, denkt Stijntje.

Derk. Ach ja, Derk. Hij was een goede vent, hij werkte als los arbeider bij een ‘dikke’ boer. Ze waren in januari van het jaar 1831 getrouwd, weliswaar met een bewijs van onvermogen, maar toch: getrouwd. Stijntje moest een verklaring laten opmaken over de datum van haar doop. In de acte van bekendheid werd als geboortedatum mei 1808 vastgesteld en in plaats van de naam die haar ouders haar hadden geven, Christina, noteerde de ambtenaar het afgeleide Stijntje als haar naam. De preciese gebooortedatum schenen haar ouders niet meer te weten en gedoopt was ze ook niet. Reeds twee jaar vóór haar huwelijk met Derk, was er al een kind geboren: zoon Hindrik. En, precies veertien dagen voor hun huwelijk had het tweede kind het levenslicht gezien. Het was een zoon, genoemd naar haar vader, Jan. Beide kinderen waren bij het huwelijk geëcht. Na twee huwelijksjaren werd het eerste kindje bínnen het huwelijk geboren: een teer dochtertje, Aaltje. Groot was het verdriet toen dit kleine meisje binnen een jaar overleed. Er kwam nóg een zoon, Geert. De jongens waren sterk en overleefden de kinderjaren. De tak van de levensboom van de familie Reilman zou doorgroeien. Maar de levensdraad van Derk was in datzelfde jaar afgebroken. Nòg kan Stijntje de ontreddering van dat moment voelen. Haar sterke boom van een kerel, die nog nooit ziek was geweest, nu plotsklaps geveld. Nog maar dertig was hij geweest toen hij ziek werd en stierf en haar achterliet met de zorg voor zijn drie jongens.

Het leven komt zoals het komt, je kunt de tijd niet terugdraaien en dat is maar goed ook. Nu, 25 jaar later, kan ze glimlachen bij de herinnering aan Derk. Ze hebben het goed gehad tijdens hun korte huwelijk. Hun zonen doen het goed, ze verdienen inmiddels de kost en de oudste is al weer twintig. Flinke jongens zijn het, dol op hun Mutti. De tweede zoon lijkt op Derk en dat vindt ze fijn.

De eerste tijd na Derks dood had ze niet getaald naar andere mannen. Maar na een paar jaren, begon haar bloed te kriebelen. En zo kwam het, dat ze inging op de avances van een knappe seizoensarbeider. En het kon niet uitblijven: Stijntje raakte zwanger. Wat een schande! Ze was destijds blij dat haar moeder dat niet meer had meegemaakt. Anderzijds had ze graag haar moeders warme troost gevoeld tijdens deze moeilijke zwangerschap. Moeilijk, want haar knappe minnaar was al weer verder getrokken en wist niet van Stijntjes situatie. In 1842 beviel ze van haar zoon Harm. De naam verwees naar zijn vader en dat was dan ook alles wat het kind van zijn vader te verwachten had. De vader kwam twee jaar later nog eens voor seizoenswerk in Westerbroek maar voelde zich niet verantwoordelijk voor het kind. Ondanks deze houding kwam Stijntje toch weer in zijn ban. Een tweede zwangerschap was het gevolg. Een dochtertje, Leentje, werd geboren, zij werd genoemd naar haar grootmoeder. De vader was alweer gevlogen, waarover Stijntje uiteindelijk niet al te rouwig was. Hij was knap, maar verder: een flierefluiter was het, een vogel die je niet kon kooien.

Het kind Harm was niet sterk en vaak ziek. Nog kan ze zijn beeltenis voor zich zien, blond van haar, bleek van huid en hij had blauwe ogen. Een knap ventje, vrolijk ook, ondanks zijn teer gestel. Hij was haar zonnestraaltje. Uiterlijk een tegenstelling met zijn halfbroers, die sterk en tanig zijn. Voor hem waren zijn grote broers zijn helden. Elke avond keek hij verlangend uit naar hun thuiskomst. Stijntje genoot altijd van het gesnater van de kinderstemmen, gemengd met de bas van haar oudste, die toen de baard al in de keel had. Het kleine meisje, Leentje, was behept met hetzelfde gestel als haar broertje. Wonderlijk, bedacht Stijntje, hun vader leek zo sterk en gezond, en toch waren haar beide kinderen van hem zo ziekelijk teer.

Uiteindelijk won hun ziekte het. Eerst stierf in 1847 haar dochtertje, een klein popje van drie jaar oud. Ook Harm stierf, nu zeven jaar geleden, net zeven jaar oud. Haar kleine kereltje was in haar armen gestorven, met een glimlach om zijn blauwige lipjes. En hoe graag ze haar kinderen ook goed wilde begraven, dat zat er niet in. Bij de diaconie vroeg ze om ondersteuning voor de begrafenissen. Onverrichterzake werd ze beide keren teruggestuurd. Ze moest maar ergens anders vragen, bij de vader van het kind bijvoorbeeld. Nooit, dacht ze. En zo kwam het dat Leentje en Harm werden begraven op het armengedeelte van het kerkhof, zonder steentje. Zelfs in de dood was er onderscheid, bedacht ze bitter, maar haar geloof bood toch voldoende houvast om door te gaan. Reindert maakte later een houten kruisje op de grafjes.

En nu, bedenkt ze, nu is het leven toch weer goed. Want ruim nog voor Harm overleed, had ze Reindert leren kennen. Reindert Philippus Koning, toen twintig jaar jong, en toch al zo volwassen. Nog kon ze zich afvragen wat hij toen zag in haar, een veertigjarige moeder van vijf kinderen, zich aftobbend in het veen.

Reindert maakt wel eens het grapje dat hij een surrogaatmoeder zocht. Ze weet inmiddels wel beter. Toen hij voor de eerste keer in haar ogen keek, keek hij in de ogen van een jonge meid. Dat zegt hij tenminste en zij gelooft hem maar al te graag. Bijna twee maanden na het verlies van Harm beviel ze van Reinderts dochter, die ze Eltje noemden. Zij had Reinderts moeder willen vernoemen, maar Reindert stelde voor om eerst zijn grootmoeder te vernoemen. Ze stemde er mee in, overwegend dat het wel zo praktisch was om geen twee Stijntjes in één gezin te hebben. Maar toen ze drie jaar later werden verblijd met weer een dochter stapten ze over dat bezwaar heen en noemden dit kind toch ook Stijntje. De ambtenaar registreerde haar als Stijntje Koning. Voortaan waren er Grote Stijntje en Kleine Stijntje. Reindert adoreert zijn vrouwen, die alle drie dezelfde mooie blauwe ogen hebben en omgekeerd zijn zij dol op hem. De dochtertjes zijn sterk en dat is een pak van Stijntjes hart. Behalve een paar verkoudheden zijn ze praktisch nooit ziek.

Stijntje rekt zich uit en besluit de ochtendwerkzaamheden aan te pakken. Water halen, geitenmelk koken en er pap van maken, Reindert wekken en dan het veen in voor de dagelijkse arbeid. Plotseling staat ze stil. Er was beweging in haar. Ze weet het zeker, dit was een maar al te bekend gevoel. Ze is nog geen oude vrouw, ze is weer zwanger. Angst overvalt haar. “Negenenveertig jaar ben ik, kan dit wel goed gaan?” vraagt ze zich af. Ze rept zich naar Reindert, die altijd maar moeilijk wakker wordt en schudt hem heen en weer. Hij moet aan de slag bij zijn boer. Morgen zal ze hem vertellen dat hij nog eens vader wordt, maar deze dag blijft het nog haar geheim. Misschien zal het deze keer een zoon zijn? Ze weet dat dat een wens van Reindert is. ‘Met jouw ogen en mijn mond moet een zoon van ons een knappe kerel worden’, zegt hij meer dan eens. Morgen, dan vertelt ze het, zich nu al verheugend op zijn vreugde.

Epiloog

Op 5 februari 1857 wordt Peter geboren. Reindert, trots, geeft hem aan bij de burgerlijke stand. Maar omdat Stijntje en hij niet getrouwd zijn, weigert de onkreukbare ambtenaar te vermelden dat het kind van Reindert is en krijgt het de achternaam Langbeek, met de vermelding dat het is geboren ten huize van Reindert Koning. Weg is de trots, maar niet de liefde voor dit kind. Reindert vervloekt zijn armoede. Armoede tekent zijn leven. Armoede slaat hem lam. Door armoede zal dit kind van hem zijn naam niet dragen.

Jaren later doet Peter Langbeek zijn vader recht: hij vernoemt zijn eerste zoon naar Reindert. Armoe heeft niet altijd het laatste woord. Het is nu duidelijk dat Reindert Koning een zoon heeft. Peter’s kleindochter is er later vast van overtuigd dat Reindert haar voorvader is en draagt dat uit. Een eeuw later groeit Reinderts stamboom verder en draagt veelkleurige bloesem.

Magnus Kerk Anloo (maker onbekend, deelnemer Beeldbank collectie Monumentenzorg)

© www.yinnar.nl : overname alleen met instemming van auteur, na schriftelijke toestemming en met bronvermelding.




Niet zo Fijn!

Al een aantal jaren ben ik op zoek naar de voorouders van Stijntje Derks Fijn. Zij is bewezen een dochter van Derk Jans Fijn, geb. op 26 nov 1766 Zuidbroek, ged. op 7 dec 1766 Zuidbroek en Muntendam, schipper, ovl. (25 jaar oud) op 26 jul 1792 Sappemeer, otr. op 12 nov 1791 Sappemeer, kerk.huw. (resp. 25 en ongeveer 28 jaar oud) op 12 dec 1791 Sappemeer en Ellegien Willems Smit, ged. op 6 nov 1763 Sappemeer, schippersche, ovl. (ongeveer 63 jaar oud) op 3 mrt 1827 Sappemeer, otr. (2) op 15 jul 1806 Sappemeer, kerk.huw. (resp. ongeveer 42 en ongeveer 33 jaar oud) op 31 aug 1806 Sappemeer Barent Jans Bakker, geb. in 1773, woont in 1810 Sappemeer Heerenlaan, ovl. (ongeveer 37 jaar oud) in mei 1810 Sappemeer, begr. op 1 jun 1810 Sappemeer.
Van vader Derk Jans Fijn kan ik vastsstellen dat zijn ouders zijn: Jan (Jannes) Derks Fijn, afkomstig uit Zuidbroek, ged. in okt 1731, Wildervank, schipper, woonde aan de Klapstreek, Zuidbroek; ovl. (ongeveer 44 jaar oud) circa 1776 Zuidbroek, begr. op 12 nov 1776 Sappemeer, kerk.huw. (resp. ongeveer 28 en ongeveer 27 jaar oud) op 15 jun 1760 Zuidbroek en Muntendam met Stijntje Hindriks (de Jonge), ged. op 31 mei 1733 Sappemeer, ovl. (ongeveer 36 jaar oud) circa 1770 Zuidbroek, begr. Sappemeer.
Daarna loop ik vast. Ik zou ze graag koppelen aan onderstaande familie Fijn, maar tot op heden is dat me niet gelukt.

Over de familienaam: was het een scheldnaam of een toponiem (ergens in het DTB wordt eens een plaats Fienne bij Osnabruck gemeld, ik kan een dergelijke plaats niet vinden)? Fien als in fijn- gelovig lijkt me niet waarschijnlijk, dat past meer bij gereformeerd afgescheidenen en dat was pas in 1847 aan de orde. Of toch? Zie het commentaar van Harry Perton, onderaan deze pagina.

De naam Fijn komt al voor in 1701.
Als beroepsnaam: voor zover ik de familie tegenkom waren het schippers.

Iemand suggesties of nog mooier: bewijzen voor afkomst en naam?

Parenteel van Jan Dercks Fijn, beperkt tot vier generaties.

I. Jan Dercks (Jan Dercks, Jan Fijn, Jan Dercks Fijn, Jan Derks Fijn) Fijn,  woont in op 24  januari  1701 Sappemeer, kerk.huw. (1)  op 16  december  1688 Sappemeer met Grietjen (Greete Lammers) Lammerts,  woont in op 24  januari  1701 Sappemeer.
Uit dit huwelijk:
1. Geesjen Jans, ged. op 4  mei  1690 Sappemeer, volgt IIa.
2. Derck Jans Fijn, ged. op 21  mei  1693 Sappemeer.
3. Lammert Jans Fijn, afkomstig uit Sappemeer, ged. op 22  april  1698 Sappemeer, ovl. circa  17  623, begr. Sappemeer, otr. (1)  op 6  februari  1724 Westerlee, kerk.huw.  op 27  februari  1724 Sappemeer met Stijntien Jans, dr. van Jan Nn  en Hille Jans, geb. Winschoten,  woont op 6  februari  1724 Heiligerlee Kloosterholt, ovl. voor  18  maart  1737, kerk.huw. (2)  op 18  maart  1737 Sappemeer met Aaltje Lucas, kerk.huw. (3)  op 7  december  1742 Sappemeer met Fennigje Harms, afkomstig uit Siddeburen.
4. Jacob Jans Fijn, ged. op 24  januari  1701 Sappemeer.
5. Lukes Fijn, ged. op 20  januari  1704 Sappemeer.
Jan Dercks Fijn, kerk.huw. (2)  op 10  november  1715 Sappemeer met Fennechien Jans, geb. Meppen.
Uit dit huwelijk:
1. Jan Derks Fijn, geb. circa  1715, volgt IIb.

IIa. Geesjen Jans, (dr. van I), ged. op 4  mei  1690 Sappemeer, ovl. op 27  april  1719 Sappemeer, kerk.huw.  op 10  februari  1714 Sappemeer met Tole Haikes, ovl. op 28  november  1717 Sappemeer.
Uit dit huwelijk:
1. Haike Toles, ged. op 2  december  1714 Sappemeer.
2. Grietien Toles, ged. op 19  december  1717 Sappemeer.

IIb. Jan Derks Fijn, (zn. van I), geb. circa  1715, kerk.huw. (1)  op 15  november  1739 Sappemeer,  woont op 10  februari  1743 Zuidbroek naast de weduwe Duursema,  wonen aan de Klapstreek op 31  oktober  1751 Zuidbroek met Frerikje Ulferts (Olvers) Olferts, dr. van Ulphert Jans  en Aaltje Jansen, ged. op 2  april  1714 Sappemeer.
Uit dit huwelijk:
1. Fennichje Jans, ged. op 13  november  1740 Sappemeer.
2. Olphert Jans, geb. Zuidbroek, ged. op 10  februari  1743 Sappemeer.
3. Aaltie Jans Fijn, ged. op 28  februari  1745 Sappemeer, volgt IIIa.
4. Derkje Jans Fijn, ged. op 2  april  1747 Sappemeer, volgt IIIb.
5. Derk Jans, ged. op 20  juli  1749 Sappemeer.
6. Grietje Jans Fijn, geb. Zuidbroek, volgt IIIc.
7. Lammert Jans, ged. op 1  september  1754 Sappemeer.
8. Jan Jans Fijn, geb. circa  oktober  1757 Sappemeer, volgt IIId.
Jan Derks Fijn, tr. (2)  circa  1782 met Fennigjen Poppes.

IIIa. Aaltie Jans Fijn (Fin Fien), (dr. van IIb), ged. op 28  februari  1745 Sappemeer, ovl. op 11  oktober  1811 Groningen, kerk.huw. (1)  op 1  januari  1771 Sappemeer met Nantje Pieters, schipper, ovl. voor  13  februari  1780.
Uit dit huwelijk:
1. Harmke Nantjes, ged. op 28  november  1773 Sappemeer.
2. Lammert Nantjes, ged. op 3  december  1775 Sappemeer.
3. Freerkje Nantjes Bisschop, ged. op 5  maart  1778 Sappemeer, volgt IVa.
Aaltie Jans Fijn, otr. (2)  op 13  februari  1780 Veendam, kerk.huw.  op 5  maart  1780 Hoogezand met Geert Hendriks Pot, zn. van Hindrik Jans Pot  en Geesjen Geerts, ovl. voor  17  september  1785, (Geert Hendriks tr. (1) met Grietje Jans.).
Uit dit huwelijk:
1. Jan Geerts Pot, ged. op 8  april  1781 Veendam.
2. Geertje Geerts Pot, ged. op 8  december  1782 Sappemeer.
Aaltie Jans Fijn, otr. (3)  op 11  september  1785 Veendam, kerk.huw.  op 17  september  1785 Groningen met Claes Jans (Klaas) de Vries, afkomstig uit Grijpskerk, ovl. voor  11  oktober  1811.
Uit dit huwelijk:
1. Pieter Klaassens de Vriese, ged. op 3  september  1786 Veendam.

IVa. Freerkje Nantjes Bisschop, (dr. van IIIa), ged. op 5  maart  1778 Sappemeer, ovl. op 26  februari  1834 Groningen, tr. met Jacob (Frederika Nantje Bisschop) Roelofs, geb. circa  1772, onderwijzer der jeugd, ovl. op 28  november  1827 Groningen.
Uit dit huwelijk:
1. Aaltje Roelofs, geb. in 1813, werkvrouw, ovl. op 27  februari  1864 Oosterwijtwerd.
2. Elisabeth Roelofs, geb. in september  1820 Groningen, ovl. op 20  juni  1878 Groningen.\

IIIb. Derkje Jans Fijn, (dr. van IIb), ged. op 2  april  1747 Sappemeer, weversche, ovl. op 7  januari  1823 Veendam, tr. met Jan Adam Loorbag (Lobag, Loerbag, Loorbach), geb. circa  1745 Krombach,  Hessen‑ Kassel  [Duitsland], wever, ovl. op 19  december  1822 Veendam.
Uit dit huwelijk:
1. Freerkje Jans Loorbag, ged. op 26  mei  1771 Sappemeer, ovl. vanaf  1822.
2. Christina Jans Loorbag, ged. op 2  mei  1773 Sappemeer, ovl. voor  7  juli  1774.
3. Christina Jans Loorbag, ged. op 7  augustus  1774 Sappemeer, ovl. voor  31  mei  1778.
4. Berent Jans Lohrbach, ged. op 8  oktober  1775 Sappemeer, ovl. vanaf  1822.
5. Kristina Jans Loorbag, ged. op 31  mei  1778 Sappemeer, ovl. voor  16  januari  1780.
6. Christina Lobag, ged. op 16  januari  1780 Sappemeer, ovl. voor  30  september  1781.
7. Kristina Jans Loorbag, ged. op 30  september  1781 Sappemeer, wever, ovl. voor  1822.
8. Adam Jans Loorbach, ged. op 18  januari  1784 Sappemeer, wever, ovl. vanaf  1822.
9. Christiaan Jans (Kristjaan) Loorbag, geb. op 24  mei  1787 Veendam, Wever, ovl. vanaf  1822.
10. Derk Jans Loorbach, ged. op 12  september  1790 Veendam, wever, ovl. vanaf  1822, kerk.huw.  op 26  februari  1816 Veendam met Freerkje Jans Fijn, (dr. van IIId), ged. op 6  september  1789 Sappemeer.
11. Johan Adam (Jan Jans) Loorbach, ged. op 13  april  1794 Veendam, wever, ovl. vanaf  1822.

IIIc. Grietje Jans Fijn, (dr. van IIb), geb. Zuidbroek, ged. op 31  oktober  1751 zuidbroek  en  Muntendam, ovl. op 4  januari  1845 Groningen, kerk.huw.  op 19  maart  1775 Sappemeer met Jan Luitjes, zn. van Luite Jacobs  en Liefke Hindriks, geb. circa  1751 Sappemeer, schipper, ovl. op 6  september  1832 Groningen.
Uit dit huwelijk:
1. Liefke Jans de Groot, ged. op 27  juli  1777 Sappemeer, ovl. op 11  april  1846 Groningen.
2. Freerkje Jans, ged. op 24  januari  1779 Sappemeer.
3. Freerkje Jans de Groot, ged. op 12  maart  1780 Sappemeer, ovl. op 27  december  1850 Groningen.
4. Luitje Jans, ged. op 23  februari  1783 Sappemeer.
5. Jantje Jans, ged. op 29  april  1785 Groningen, volgt IVb.
6. Jan Jans de Groot, ged. op 10  juni  1787 Sappemeer, ovl. op 1  maart  1820 Groningen.
7. Hindrik Jans, ged. op 29  maart  1789 Sappemeer.
8. Hindrik Jans, ged. op 12  december  1790 Sappemeer.
9. Lammert Jans, ged. op 28  juli  1793 Sappemeer.

IVb. Jantje Jans, (dr. van IIIc), ged. op 29  april  1785 Groningen,
een zoon:
1. Frederik Fijn, ged. op 20  maart  1810 Groningen, scheepstimmerman, ovl. op 17  maart  1846 Wildervank, kerk.huw.  op 20  mei  1833 Wildervank met Antje Okkes de Jonge, ged. op 10  mei  1807 Wildervank, ovl. op 20  februari  1846 Wildervank.

IIId. Jan Jans Fijn, (zn. van IIb), geb. circa  oktober  1757 Sappemeer, zeeman, ovl. op 11  september  1832 Sappemeer, tr. met Zwaantje Machiels Dekker, geb. circa  1756, ovl. op 21  april  1820 Sappemeer.
Uit dit huwelijk:
1. Michiel Jans Fijn, ged. op 4  november  1787 Sappemeer.
2. Freerkje Jans Fijn, ged. op 6  september  1789 Sappemeer, tr. met Derk Jans Loorbach, (zn. van IIIb) (zie IIIb).
3. Pieter Jans Fijn.
4. Jan Jans Fijn.
5. Grietje Jans Fijn.

Bron: Groninger Archieven

Van Harry Perton (@Gelkinghe) ontving ik via Twitter de volgende reactie (27-01-2022):

De bij- en scheldnaam ‘Fiene’/’Fijne’ voor bevindelijk-gereformeerde zwartkousen komt al in de eerste decennia van de 18e eeuw voor. Bij de twisten tussen aabhangers en tegenstanders van Schortinghuis bv., rond 1740, valt die term nogal eens in Oldambtster kerkeraadshandelingen
Familienaam Fijn: https://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/detail_naam.php?gba_lcnaam=fijn&gba_naam=Fijn&nfd_naam=Fijn&operator=eq&taal=
Familienaam Fien: https://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/detail_naam.php?gba_lcnaam=fien&gba_naam=Fien&nfd_naam=Fien&operator=eq&taal=.
Een ander scheldwoord, dat er dichtbij zat, was fymelaar (of futzelaar, later femelaar): https://books.google.nl/books?id=JIa8dSHYAP8C&pg=PA159&dq=Fymelaar&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwj7vau-_tH1AhWFzaQKHRE6Aq8Q6AF6BAgHEAI#v=onepage&q=Fymelaar&f=false




De Beere

(Beer, De Beer, De Bere, Lubben, Lubbing)

Hindrik Geerts in Pekela was onverbeterlijk. Dat wordt althans beweerd in één van de officiële stukken die zijn zoon Geert bij zijn huwelijk overlegde. “Hindrik Geerts de Beere behoeft geen certificaat van Zijn Edele den Heere gouverneur omredenen hij wegens incorrigibel gedrag is ontslagen.” Tuchthuis, verbanning, het zal Hindrik niet op het juiste spoor gebracht hebben. Zijn familienaam De Beere werd in 1799 als zijn bijnaam gemeld: Hindrik Geerts of de zogenoemde Beer. Hij, Hindrik Geerts, 30 jaar oud, geboren in de Wildervank, werd in dat jaar veroordeeld tot verbanning, wegens het roepen van ‘Oranje Boven’ (en meerdere niet nader omschreven ‘uijtdagende en honende’ uitdrukkingen) in het huis van kastelein en bakker Derk Hindriks. Hindrik kon het vermoedelijk niet echt veel schelen. Bij zijn belediging had hij namelijk geroepen dat er al meer half- of kalfbroers van hem in de toren gevangen zaten, daar moesten ze hem maar bij zetten! Op 16 augustus 1799 gelastte de Wedman van Winschoten inderdaad de overbrenging van Hindrik Geerts, in de Nieuwe Pekela wonende, naar de gevangenen toren van Zuidbroek. Dat lukte niet direct: Hindrik Geerts maakte zich uit de voeten, maar een klein half jaar later, op 22 februari 1800 was hij dan toch het haasje en werd hij overgebracht naar Zuidbroek. Op 26 maart werd hij voor een jaar verbannen, àlsook uit de streek Wedde en Westerwolde. Zou hij zich toch vertonen in het voormalige gewest Stad en Lande, dan wachtte hem alsnog het tuchthuis in Groningen met de daarbij behorende handarbeid. Hij werd ook veroordeeld in de kosten van het proces. Ik ben hem na deze tijd niet weer tegengekomen in de rechterlijke archieven.

Hindrik Geerts de Beere (de Beer), geb. tussen 1761 en 1769 vermoedelijk Wildervank, arbeider, woont huis 312, Nieuwe Pekela op 20 maart 1812, ovl. op 3 maart 1839 Nieuwe Pekela, (getuige: Teunis Hindriks Blaak, 65, landgebruiker; Jan Jans Zuidema, 44, landgebruiker, beide naburen te Nieuwe Pekela) otr. in juli 1794 Wildervank, kerk.huw. op 2 augustus 1795 Nieuwe Pekela met Anna Harms Hannover, geb. circa 1764, woont huis 312, Nieuwe Pekela op 20 maart 1812, ovl. op 5 februari 1839 Nieuwe Pekela, (getuigen: Derk Jans Bot, 46, arbeider; Willem Abrahams de Groot, 39, arbeider, beide te Nieuwe Pekela en naburen).
Uit dit huwelijk:

  1. Geert Hindriks de Beere, geb. op 29 september 1796 Nieuwe Pekela, ged. op 9 oktober 1796 Nieuwe Pekela, ovl. op 28 oktober 1866 Nieuwe Pekela, tr. (1) op 23 mei 1818 Nieuwe Pekela met Marchien (Margien) Harms Warta, dr. van Harm Davids Warta en Marchien Hindriks, geb. op 5 november 1786 Nieuwe Pekela, ged. op 5 november 1786 Nieuwe Pekela, ovl. op 28 januari 1859 Nieuwe Pekela, (Marchien tr. (1) met Nn.), tr. (2) op 18 februari 1860 Nieuwe Pekela met Margaretha Voordewind, dr. van Jurjen Hindriks Voordewind en Stientje Heres Kamminga, geb. op 14 oktober 1830 Nieuwe Pekela, zonder beroep, ovl. op 22 november 1908 Nieuwe Pekela.
  2. Trientje Hindriks de Beere (Lubbing Lubben), geb. op 17 november 1799 Nieuwe Pekela, ged. op 1 december 1799 Nieuwe Pekela, woont aan de Noorderkolonie, ovl. op 11 november 1874 Nieuwe Pekela, (getuige: Geert Norder, 35, arbeider; Kornelis Norder, 56, arbeider; beide naburen te Nieuwe Pekela), tr. op 5 maart 1831 Nieuwe Pekela, (getuige: Jan Boelens, 72, landgebruiker; Halbe Pijbes, 42, koopman; Wilhelmus van der Laan, 42, gemeentebode; Hindrik Eppes Bakker, 23, veldwachter; allen wonende te Nieuwe Pekela) met Boele Derks Norder, zn. van Derk Jans Norder en Hinderkien Jans, geb. op 15 april 1807 Nieuwe Pekela, woont aan de Noorderkolonie, ovl. op 21 mei 1886 Borger, (getuigen: Roelof Strijker, 44, armvader; Evert Bakker, 64, wever; beide te Borger en bekenden van de overledene).
  3. Harm Hindriks de Beere, geb. op 11 september 1802 Nieuwe Pekela, ged. op 19 september 1802 Nieuwe Pekela, arbeider, woont in ongenummerde hutte in de Noorder Kolonie op 23 mei 1857 Nieuwe Pekela), ovl. op 5 maart 1875 Nieuwe Pekela, tr. op 21 maart 1824 Nieuwe Pekela, (getuige: Jan Harms Koiter, 67; Jan Boelens, 65; beide leden van de Gemeenteraad; Wolterus Johannes Kuen, (tekent Keun) 41, veldwachter, allen wonende in de Nieuwe Pekela) met Marchien Derks Norder, dr. van Derk Jans Norder en Hinderkien Jans, geb. in 1803 Nieuwe Pekela, ovl. op 28 januari 1852 Nieuwe Pekela.
  4. Zwaantje Hindriks de Bere, geb. op 31 maart 1805 Nieuwe Pekela, ged. op 15 april 1805 Nieuwe Pekela, ovl. op 3 augustus 1814 Nieuwe Pekela, (getuige: Hinderk Jans de Veen, 27, arbeider; Jan Hinderks Drenth, 21, arbeider; beide naburen van ’t sterfhuis).
  5. Derk Hindriks de Beere, geb. op 28 februari 1808 Nieuwe Pekela, ged. op 13 maart 1808 Nieuwe Pekela, ovl. vermoedelijk voor 1811.
  6. Berlijntje Hindriks, geb. op 10 december 1810 Nieuwe Pekela, ged. op 16 december 1810 Nieuwe Pekela, woont huis 312, Nieuwe Pekela op 20 maart 1812, ovl. op 18 maart 1812 Nieuwe Pekela.

Bronnen:

Rijksarchief Groningen, 731.5982

www. allegroningers.nl

https://rijksmonumenten.nl/monument/31625/hervormde-kerk-2-hervormde-kerk-vrijstaande-klokkentoren/zuidbroek/

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Toren_-Zuidbroek20225321RCE.jpg#/media/Bestand:TorenZuidbroek20225321-_RCE.jpg



Da’s een das!

Gieten, 1836

Nu de Friezen een hek om hun provincie willen om wolven te weren, maakt een terugblik duidelijk dat de Drenten vroeger ook niet blij waren met wolven. Maar ook niet met dassen, naar blijkt. Of de das zich werkelijk met schapenbloed voerde?

Hier een citaat van das en boom

Dassen zijn alleseters, anders dan zijn zeer krachtige kaken zouden doen vermoeden. Want daarin lijkt hij op wolven of beren, die hun prooi met grote kracht en vasthoudendheid moeten overmeesteren. Voor zijn hoofdvoedsel, regenwormen, insecten, slakken, bessen en graan, lijkt die geweldige bijtkracht tamelijk overdreven.
Het vermoeden bestaat dan ook, dat dassen zich ooit, net als zijn Noord Amerikaanse broer en net als de veelvraat, toelegde op het volgen van grote roofdieren. Dassen wachtten toen rustig af, totdat deze een prooi van formaat gedood hadden, om vervolgens in actie te komen.

De das is een opportunist en past zich aan aan het aanbod, dat per seizoen en streek varieert. Zo bestaat in september en oktober een groot deel van het dagelijks menu uit mais en valfruit. Ook in die periode eten ze veel insectenlarven, die dan vlak onder het mailveld leven. Vooral in de wintermaanden, wanneer het niet vriest, bestaat het grootste deel van zijn voedsel uit regenwormen.

Mogelijk hebben de Gietenaren destijds toch een tikkeltje overtrokken gereageerd, net als nu de Friezen…

Bronnen:

www.delpher.nl

https://www.dasenboom.nl/index.asp?pa_id=35




Twitter anno 1805? Vervloekte Lasterzucht!

Ik ben die ik ben en noeme mij Timon Veltman

Timon Veltman leed ontegenzeggelijk door de praatjes die over hem de ronde deden en maakte vervolgens van zijn hart geen moordkuil. Snode vagebonden, die hij voor berovers en lasteraars houdt, spreekt hij aan via een annonce in de Groninger Courant. Degenen die het betroffen zullen zich aangesproken hebben gevoeld. Helaas of gelukkig zullen wij nooit de (smoezelige?) details van de affaire kennen.

Timon Veltman, zn. van Timon Veltman en Hendrikjen Jacobs, geb. bij de Herebrug Groningen, ged. op 22 oktober 1758 in de Martinikerk te Groningen, commissionair op 15 december 1814 Groningen, ovl. op 24 oktober 1818 op de Nieuwe Stad, nr 45, kanton 2 Groningen, overleden echtgenote Mina Wolesius
(getuigen Pieter Schoutendorp, zb, 53 jaar en Jan Mulder, borstelmakersknecht, beide alhier woonachtig)
otr. (1) op 22 mei 1779 Groningen, tr. Zuidlaren 13-6-1779, ondertrouwdatum: 20-5-1779; Bruidegom: Tijmen Veltman, Jongeman; herkomst: Groningen; woonplaats: Anloo, Bruid: Ida Meursinge, Jongedochter; herkomst: Eext; woonplaats: Anloo . (Voor Ida Meursinge uit Eext: Harmen Hamming als stedevader,met belastinge te Anloo) met Ida Meursing, dr. van Bronne Meursingh en Aaltje Altingh, geb. Eext, ged. op 20 september 1745 Anloo, ovl. circa 2 maart 1782 Breukdodenboek, verhuur lijklakens Martinikerk Groningen.

Uit dit huwelijk:

  1. Bronne Veltman, geb. Groningen voor Herepoort, ged. op 17 februari 1782 A-Kerk Groningen v. Tijmen Veltman, ovl. op 28 maart 1862, Rolde.

“Bron Veldman” was in 1826 beestenhoeder en woonde in Rolde, huis 128, waar ook Thij Lensing, arbeider, geboren 1874 woonde. Datum ondertrouw: 08-12-1805, datum aangifte: 22-12-1805. Hij was gehuwd met Hillegien Berends van Bos, en ze hadden ten minste een dochter Ida, geboren op 28-9-1806, Rolde, overleden op 7-11-1863 te Hijken. Gehuwd met Geert Piel en een dochter Hinderika doop 11-5-1809, Rolde.

  1. Harmen Hamming Veltman, ged. op 21 maart 1780 Groningen.

otr. (2) op 3 april 1784 registratie ondertrouwboek Groningen, kerk.huw. op 16 mei 1784 Westerbroek
met Willemina Woelesius, geb. Westerbroek, (voor de bruid: Detmer Wijbeling, als daartoe verzocht. A-kerk, met belastinge te Westerbroek. Hiertoe attestatie verleend) woont op 15 december 1814 in de Nieuwe Compagnie onder Kropswolde, boerin op 15 december 1814 te Nieuwe Compagnie, ovl. vermeld bij doop dochter Willemina, moeder overleden Groningen, begr. op 7 juli 1790 (Register van de opbrengsten uit de verhuur van lijklakens uit de Martini kerk 1783-1793.)
Uit dit huwelijk:

  1. Harmanna Timons Veltman, geb. Groningen Herestraat, ged. op 11 maart 1785 Groningen.
  2. Hilligje Timons Veltman, geb. Groningen bij Herebrug, ged. op 7 februari 1787 A-kerk Groningen.
  3. Hinderika Veltman, geb. circa 1789 Groningen, ovl. op 8 mei 1831 Steentilstraat 52 Groningen, tr. met Jelte Hoppinga, Tapper en winkelier.
  4. Willemina Timons (Wilhelmina Timans Veltman) Veltman, geb. Herestraat Groningen, ged. op 14 juli 1790 moeder overleden Groningen A-kerk, ovl. op 25 januari 1862 Windeweer, tr. op 15 december 1814 Hoogezand-Sappemeer met Jan (Jan Klaassens Tolner) Tolner, zn. van Klaas Tolner en Geertruit Geerts, ged. op 14 maart 1790 Anloo, boerenknecht, ovl. op 9 maart 1827 dagloner Windeweer.

relatie (3)
met Hillegien Swartwold, Mutsenmaker.
Geen huwelijk.Timen was een onechte zoon van Hillegien Swartwold. Daar zij haar kind volledig vernoemd heeft, neem ik voor waar aan dat Timon Veltman de vader is.

Uit deze relatie:

  1. Timen Veltman, geb. circa 1794, kuiper, huwt in 1829 met Geeske Oldringa.
  • Bronnen:
  • www.allegroningers.nl
  • www.delpher.nl
  • www.alledrenten.nl



Sto(c)koud in Oude Pekela

Verstockt

Het krantenbericht hierboven verhaalt over een een familie Verstock waarvan de leden nogal oud worden. Een viertal broers en zusters is samen 331 jaar oud, gemiddeld ruim boven de tachtig, dus. Blijkbaar was dat best bijzonder, een eeuw geleden. Toch was dat niet de reden dat het bericht me interesseerde. Ik werd getriggerd door de naam Verstock. Opgegroeid met het lawaai van geklink en gehamer van de scheepswerven in Martenshoek, zei dat me wel iets. De genoemde familie Verstock heet eigenlijk Verstockt, en is als scheepsbouwer onderdeel van de maritieme historie van Hoogezand.
Jacobus, de 76-jarige uit het krantenbericht, was smid en de oprichter van de scheepswerf Verstockt. Zijn beide zoons, Gerardus Josephus (Geert) en Johannes Baptist Gerardus (Johannes) namen het stokje over en hebben heel wat schepen afgeleverd.
De eerste Verstockt (Joannes Baptista Verstoght) bewoog zich in een heel andere arbeidssfeer. Bij de geboorteaangiften van zijn kinderen tussen 1812 en 1819 in Oude Pekela was zijn beroep haarsnijder. Toen hij in 1835 stierf, werd als beroep inlands kramer ingevuld; bij het overlijden van zijn weduwe in 1859 werd hij als hoedenmaker opgevoerd. Zijn drie zonen belandden allemaal in de scheepssector: Josephus werd smid, Andreas werd zeeman en Jacobus werd smid èn scheepsbouwer.

Hieronder een kleine genealogie.

Meer info over de scheepswerven en met name Verstockt vindt u in het filmpje van Beno Hofman: https://www.youtube.com/watch?v=0CjPMaFIyDY

Genealogie van Joannes Baptista Verstockt

Generatie I

I. Joannes Baptista Verstockt (Jan Baptiste, Jan B. Verstokt (1815), Jan Verstok (1837) Verstocht, Verstok Verstoght), geb. 3-7-1763 (register stemgerechtigden Oude Pekela), haarsnijder tussen 12 januari 1812 en 24 april 1819 te Oude Pekela, ovl. op 5 november 1835 te Oude Pekela, (beroep inlandse kramer), kerk.huw. op 4 mei 1801 met Fransisca Elisabeth Buining (Buinings, Bennings), geb. circa 1780 Bergen op Zoom, winkelierster, ovl. op 21 september 1859 te Martenshoek. (overleden echtgenoot hoedemaker)

  1. Maria Christina Verstocht, geb. in 1802, ovl. op 15 april 1896 Nieuwe Pekela.
  2. Anna Catharina Verstok, geb. in 1804 Oude Pekela, ovl. op 3 oktober 1883
  3. Andreas Bernardus Verstok, ged. op 10 december 1809, getuige Anna Catharina Verstok, Oude Pekela, zeeman, ovl. tussen 31 mei 1857 en 14 maart 1860 ( In de huwelijksacte van Maria Geziena Verstok 7-5-1822, wordt haar vader Andreas als de “afwezige schipper”.. vermeld. Bij het huwelijk van Maria Regiena Christina Verstok staat dat haar vader zeekapitein was en op zee verongelukt is.)
  4. Josephus (Josebus Nicolaas Verstok) Verstockt, geb. op 12 januari 1812, smid. Josef woonde in bij Kasper Cordes, smid te Hoogezand, als smidsknecht 1850-1859. Josephus ovl. op 15 oktober 1895 ongehuwd, letter A, 93 Martenshoek, getuige: Gerardus Josephus Verstockt (III), zijn neef Johannes Wijnandus Boerma, scheepbouwer, 43, nabuur.
  5. Theresia Maria Verstokt, geb. op 5 december 1815 Nieuwe Pekela, ovl. op 31 december 1900 Oude Pekela.
  6. Jacobus Fransiscus Verstockt, geb. op 24 april 1819 Nieuwe Pekela, volgt II.

Generatie II
II. Jacobus Fransiscus Verstockt, (zn. van I), geb. op 24 april 1819 Nieuwe Pekela, smid op 30 april 1846 Hoogezand, ovl. op 17 augustus 1902 Martenshoek, tr. met Hinderika Elisabeth Bodewes, dr. van Geert Joestens Bodewes en Geertruida Wijnkes Bijlholt, geb. op 7 oktober 1822 Martenshoek, ovl. op 28 mei 1858 Martenshoek.
Uit dit huwelijk:

  1. Johannes Baptist Gerardus (Johannes) Verstockt, geb. op 13 maart 1847 Martenshoek, ovl. op 2 april 1920 ongehuwd Martenshoek https://www.marhisdata.nl/werf&id=2362.
    Begin 1900 woont Johannes in het huis letter A, 128. Hij is het hoofd van het gezin, zijn vader woont bij hem in evenals een neef, Johannes Gerhardus Broerken, scheepsbouwersleerling, 3-5-1844; Ook is er een inwonend dienstmeisje, Geertje Huisman, 15-1-1863.
    In de periode 1910 – 1920 is alleen Geertje Huisman nog inwonend, als huishoudster. adres G 145. Zij is later huishoudster bij broer Gerardus (II.6)
    ( Overledene Geertje Huisman leeftijd 94 jaar, geboren te Hoogezand, overleden op 11-10-1957 te Westerbroek gem. Hoogezand-Sappemeer. Vader Klaas Pieters Huisman Moeder Trijntje Oomkes Mulder).
  2. Geertruida Margaretha Elizabeth Verstockt, geb. op 25 oktober 1848 Westerbroek, ovl. op 20 april 1916 Groningen.
  3. Johannes Gerardus Verstockt, geb. op 5 juli 1850 Martenshoek, ovl. op 18 juli 1850 Martenshoek.
  4. Elisabeth Francina Verstokt, geb. op 7 november 1851 Martenshoek, ovl. op 13 mei 1917 Groningen.
  5. Margaretha Johanna Verstockt, geb. op 25 januari 1854 Martenshoek, ovl. op 26 februari 1925 Foxholsterbosch.
  6. Gerardus Josephus Verstockt, geb. op 4 juni 1856 Martenshoek, volgt III.
  7. Hinderika Maria Johanna Verstockt, geb. op 8 mei 1858 Martenshoek, ovl. op 13 augustus 1858 Martenshoek.

Generatie III
III. Gerardus Josephus (Geert) Verstockt, (zn. van II), geb. op 4 juni 1856 Martenshoek, scheepsbouwmeester (bij huwelijk), scheepsbouwer, overlijdensgetuige van Josephus Verstockt (zie I) zijn oom op 15 oktober 1895, ovl. op 16 april 1945 Westerbroek, tr. op 20 november 1884 Hoogezand met Elisabeth Creutsman, dr. van Hinderikus Creutsman en Anna Rammelaar, geb. op 17 april 1854 Kropswolde, ovl. op 9 juni 1941 Martenshoek, begr. RK begraafplaats Foxham Martenshoek.
Uit dit huwelijk:

  1. Anna Henderika Verstockt, geb. op 23 oktober 1886 Martenshoek, ovl. Zij is overleden op 5 maart 1973 in Assen, zij was toen 86 jaar oud. (Bron: Fischer-Sandker Groningen-Drenthe-Emsland » Anna Henderika Verstokt (1886-1973) https://www.genealogieonline.nl/genealogie-fischer-sandker/I61554.php.)
  2. Jacobus Johannes Verstockt, geb. op 7 februari 1888 Martenshoek, ovl. op 1 augustus 1888 Martenshoek.
  3. Henderika Elisabeth Verstokt, geb. op 12 december 1889 Martenshoek, ovl. op 20 januari 1918 Martenshoek.

Bronnen:

  • www.allegroningers.nl Rijksarchief Groningen
  • www.delpher.nl
  • www.familysearch.org
  • www.youtube.com Beno Hofman #BenosStad #OOGGroningen #Groningen Werf Verstockt – Beno’s Stad 193 (11-11-2004)
  • https://historischarchief.midden-groningen.nl/
  • www.marhisdata.nl Stichting Maritiem Historische Data



Morsdood

Johann Berend Nuningmöller, uit Hazenwinkel* in Munsterland, matroos van Capitein A. Arends, ’t Cofschip de Trouw, uit de mast of van de Rae gevallen en morsdood.

* https://nl.wikipedia.org/wiki/Harsewinkel

Bron: allegroningers.nl




Kolham – Watermolen Westerpolder

Aaltje Vos-Steen

Gedurende een aantal jaren ben ik vrijwilliger op molens geweest. Indrukwekkende werktuigen, waarmee vakkundig en voorzichtig moet worden omgegaan. Mijn overgrootvader Broekema was watermulder in Vriescheloo. Zijn kinderen en kleinkinderen mochten niet in de buurt van de wieken en het water komen, daar was hij erg streng in. En dat was natuurlijk niet zonder reden. Door de jaren heen zijn er vreselijke ongelukken gebeurd in of bij molens. Onlangs vond ik dit krantenbericht over Aaltje Vos-Steen uit Kolham. Zij wilde de molenas van de poldermolen smeren, maar heeft de molen waarschijnlijk niet op de vang (rem) gezet. Haar kleding werd gegrepen door de draaiende raderen en zij was vervolgens machteloos.

Bob Poppen heeft haar geschiedenis hier beschreven.
Ik kom tot de conclusie dat het ongeval plaatsvond op de Westerpoldermolen in Kolham. Deze is inmiddels verdwenen. Meer over deze molen in de database verdwenen molens.




Drentsch diep – Albert van der Zwier

Het was een zinderende voorjaarsdag. Het water van het Foxholstermeer was kalm en weerspiegelde de zon in de kleine golfjes die door de beweging van de schuit ontstonden. Grote ladingen hooi moest worden vervoerd en eigenlijk was dat niet te doen met deze hitte. Albert was al vanaf het krieken van de dag bezig met laden, vervoeren en lossen van het hooi van de weilanden in de madelanden tussen Kropswolde en Zuidlaren. Albert en zijn vrouw verdienden de kost met hun schip en woonden er ook op. Vandaag was Zwaantje, zijn vrouw, niet mee. Ze had zich voor de dag elders uitbesteed. Dat was maar goed ook, overdacht Albert, want sinds het overlijden van hun jongste kindje Trijntje, afgelopen maart, was ze nog niet weer de oude. Gelukkig had ze wel een beetje afleiding aan hun driejarige handenbindertje Filippus, maar het verlies van een kind was echt wel één van de zwaarste dingen die het leven je te stellen gaf, overdacht Albert.

Hij keek eens om zich heen. Een reiger vloog op om een paar meter verder aan de rand van het Drentsch Diep te landen. Een futenpaar zwom in de richting van het Zuidlaardermeer. Uitgebloeide lisdodden versierden als bossen sigaren tussen het riet de oevers van het diep. Vijf minuten rust, dat moest toch kunnen. Hooi van het land halen en in het schip steken in deze hitte, met al dat droge gras dat aan zijn zweterige huid plakte, dat was flink afzien. Je kon beter aardappels laden, dat was weliswaar zwaar werk, maar de weersomstandigheden waren meestal anders en je had niet dat vreselijke gekriebel van het hooi dat werkelijk in elke plooi van je lichaam terechtkwam en daar ellendig prikte. In de verte zag hij pluimen stoom boven het aardappelstroopfabriekje van Scholtens opstijgen. In de herfst zou hij vast wel weer aardappels voor Scholtens kunnen vervoeren. De komst van fabrikant Scholtens had het dorp Foxhol veranderd. Veel buurtgenoten werkten in plaats van op het land nu in de fabriek. Dát, bedacht Albert, was niets voor hem. Hele dagen of nachten binnen vier muren? Daar moest hij niet aan denken. Hij had het beter getroffen: dankzij de grootvader van zijn vrouw had hij schipper kunnen worden, varend vanuit Foxhol. Daar lag zijn schip in de haven, westelijk van de sluis in Martenshoek, die veel te druk bevaren was. Vanuit Foxhol kon hij zó naar het meer of het Winschoterdiep varen. Een mooie bijkomstigheid was dat onderhoud van zijn schip ook geen probleem was, omdat er bij Foxhol meerdere scheepswerfjes waren.

Terwijl hij, zittend op de walkant een prakje koude aardappels at, keek hij naar het water voor zich. Wat was het mooi helder! Hij gleed er even met zijn hand door. Dat voelde bijzonder fijn, dat water zo over je pols. Het was net of je hele lijf dan iets verkoelde. Hij zag waterplantjes onder water wuiven. Daar zigzagde een paling richting het riet. Wat een mooi gezicht. Hij riep zichzelf tot orde: “Albert, jong, zo komt t wark nooit doan! Vort!”, pakte de hooivork op en stak weer een grote partij hooi in het schip. Na een kwartiertje stevig doorwerken, voelde hij zijn spieren in armen en benen verkrampen, het zweet gustste aan alle kanten van zijn gespierde werkmanslijf. Boven op de hooiberg op het schip strekte hij zijn krampende ledematen. Een mens was niet gemaakt voor dit weer, bedacht hij. En dat water, dat was zo uitnodigend helder en koel. Zou hij het doen, even in het water afkoelen? Hij was een goede zwemmer, hij was jong en de boog kon ook niet altijd gespannen zijn! Hij deed zijn klompen, kiel, broek en sokken uit en liep over de hooiberg naar de achterzijde van het schip. Met een klein aanloopje sprong hij in het water, een flinke plons veroorzakend. Het koele water omsloot hem van top tot teen. Plotsklaps trok er zo’n kramp door zijn lijf, dat hij zich niet meer kon bewegen. Het water omsloot hem. In de verte scheen nog de zon…

stamreeks van Albert van der Zwier, patriarchaal

Generatie VI
Albert van der Zwier, geb. op 27 november 1826, trekschippersknecht op 1 april 1851 , arbeider op 13 mei 1853, schipper op 24 juli 1854 , ovl. (27 jaar oud) op 22 juli 1854, erblijf houdende aan boord van zijn vaartuig te Foxhol,(getuigen Mechiel Groenewold, 66, visser, Foxhol, grootvader van de overledene, en Kornelis Woldendorp, 57, winkelier, nabuur van de overledene, akte 25 juli 1854, Hoogezand), tr. (resp. 23 en 22 jaar oud) op 6 juni 1850 te Hoogezand met Zwaantje Groenewold, dr. van Klaas Berends Groenewold en Trijntje Michiels Groenewold, geb. op 17 april 1828 in Hoogezand, schipperse, ovl. (73 jaar oud) op 12 maart 1902 hertrouwd met Geert Pieters Nijman, (1823-1893).

Generatie V
Filippus (Philippus, Filippus Jannes) van der Zwier (Swier), geb. op 3 februari 1803 te Oosternieland gem. Uithuizermeeden, ged. op 20 februari 1803 (Philippus) in Oosternieland, schipper, woont Martenshoek huis A. nr 45,  nationaal militair op 29 augustus 1825, arbeider op 29 augustus 1825 -1837, woont voor 30 november 1826 Slochteren, woont op 30 november 1826 in Kalkwijk,  woont in huis A, 43 in 1828 te Martenshoek, schipper vanaf 1840 Hoogezand, ovl. (56 jaar oud) op 28 oktober 1859 Foxhol, tr. (resp. 26 en 33 jaar oud) op 14 maart 1829 (met wettiging van 3 kinderen) met
Marijke Alberts Buringa, dr. van Albert Pieters Buringa en Martje Reinkes Gnodde, geb. op 13 maart 1796 Hoogezand, schipperse, inlandse kramer op 29 augustus 1825 Hoogezand, schippersche op 24 april 1845 te Martenshoek, ovl. (65 jaar oud) op 16 september 1861 leeftijd 64 jaar, geboren te Hoogezand, overleden op 16-09-1861 te Martenshoek gem. Hoogezand. Ze woonden in 1826 (voor het huwelijk) samen in het huis Letter E, getekend 55 Kalkwijk.

Generatie IV
Jan Melles, afkomstig uit Oosternieland, ged. op 24 oktober 1773 Oosternieland, dagloner (bron ovl. akte dochter Ebeltje), ovl. (ongeveer 36 jaar oud) op 10 april 1810; [Jan Melles, gewoond hebbende op nr. 6, alhier, nalatende een vrouw en drie minderjarige kinderen, waarvan het oudste uit het eerste huwelijk en de jongsten staande de huidige echt verwacht. 36 en een half jaar oud] kerk.huw. (ongeveer 34 jaar oud) (2) op 15 november 1807 Oosternieland met Trijntje Klasens, geb. ’t Zand, ovl. op 30 november 1845 (Trijntje Melles) Oosternieland, kerk.huw. (resp. ongeveer 27 en ongeveer 22 jaar oud) (1) op 7 december 1800 te Oosternieland met
Trijntje Philippus, dr. van Philippus Harms en Sara Pieters, afkomstig uit Garsthuizen, ged. op 13 september 1778 [een van tweeling] te Garsthuizen, ovl. op 22 februari 1807 [Trijntje Philippus, oud plusminus 26 jaren, gewoond hebbende bij de kerk alhier, no 6, gehuwd geweest aan Jan Melles, Nalatende haar man en 2 minderjarige kinderen, uit één huwelijk] te Oosternieland.

Generatie III
Melle Tjarks, afkomstig uit Warffum, ged. op 21 september 1727, woont in 1755-1772 in Stitswerd, daarna in Oosternieland, ovl. (minstens 46 jaar oud) na 1774, kerk.huw. (ongeveer 26 jaar oud) (1) op 9 juni 1754 Stitswerd met Trijnje Pieters, afkomstig uit Middelstum, ovl. voor 22 maart 1772, otr. (2) op 22 maart 1772 Stitswerd attestatie naar Oosternieland, kerk.huw. (ongeveer 44 jaar oud) op 22 maart 1772 te Oosternieland met
Geeske Jans, afkomstig uit Oosternieland, tr. (1) met Jan Mennes, ovl. voor 22 maart 1772.

Generatie II
Tiark Ebels, geb. Warffum, ged. op 4 april 1690 Warffum, strandvoogd Rottumeroog [gemeld op 13-10-1828 bij overlijden dochter Trijntje], schipper op 21 september 1727 Warffum, kerk.huw. (ongeveer 49 jaar oud) (2) op 5 juli 1739 Warffum met Korneliske Jacobs, afkomstig uit Warffum, kerk.huw. (ongeveer 34 jaar oud) (1) op 21 januari 1725 Warffum met
Jantjen Pieters, dr. van Pieter Nn, afkomstig uit Warffum.

Generatie I
Eebel Ockes, afkomstig uit Uithuizermeeden, woont op Zeewijk op 4 april 1690 in Warffum, ovl. circa 1693, otr. op 23 december 1677 in Uithuizermeeden, kerk.huw. op 13 januari 1678 te Warffum met
Grietien (Greetjen) (Greetjen) Hindriks, afkomstig uit Usquert, kerk.huw. (ongeveer 24 jaar oud) (1) op 30 oktober 1670 met Geert Alberts (Nolleman), schiller [schelpenvisser], ovl. voor 23 december 1677, kerk.huw. (ongeveer 47 jaar oud) (3) op 23 april 1693 Warffum met Jan Lues, afkomstig uit Warffum.

  • Bronnen:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Scholten-concern

Foxhol en Foxholsterbosch, Daan Hulsebos, 2019

www. allegroningers.nl




Persoonskaart van Hanno Jurriens

Hanno (Hanne Jurjens) Jurriens, woont in 1696 Nieuw-Beerta, ovl. tussen 18 mei 1716 en 19 mei 1716 Nieuw-Beerta
kerk.huw. (1) op 28 jul 1667 Nieuw-Beerta met Wendel Harrems.
Uit dit huwelijk:

  1. Trijnje Hannes, ged. op 21 nov 1669 Nieuw-Beerta.
  2. .remke Jurriens, ged. op 1 jun 1671 Nieuw-Beerta {Harremke wellicht}.

kerk.huw. (2) op 6 sep 1674 Beerta
met Bettie Jans.
Uit dit huwelijk:

  1. Trijnje Hannes, ged. op 27 feb 1676 Nieuw-Beerta.
  2. Martjen Hannes, ged. op 30 aug 1677 Nieuw-Beerta.
  3. Wendel Hannes, ged. op 28 mei 1678 Nieuw-Beerta (aanname, doopnaam niet te lezen)
  4. Jurjen Hannes, ged. op 23 mei 1681 Nieuw-Beerta.

kerk.huw. (3) op 15 feb 1685 Nieuw-Beerta
met Hilke Andries.
Uit dit huwelijk:

  1. Jurjen Hannes, geb. op 26 jan 1686 Nieuw-Beerta, ged. op 30 okt 1686 Nieuw-Beerta, begr. op 24 jul 1702 Nieuw-Beerta.
  2. Andries Hannes, ged. op 24 okt 1687 Nieuw-Beerta, ovl. (hoogstens 37 jaar oud) voor 1725.
  3. Ha.. Hannes, ged. op 21 dec 1689 Nieuw-Beerta.
  4. Trijntje Hannes, begr. op 23 apr 1691 Nieuw-Beerta.
  5. Heebe Hannes, ged. op 4 jul 1692 Nieuw-Beerta, begr. op 14 aug 1692 Nieuw-Beerta.
  6. Trijntje Hannes, ged. op 4 jul 1692 Nieuw-Beerta, begr. op 11 jan 1693 Nieuw-Beerta.
  7. Heebe Hannes, geb. Nieuw-Beerta, ged. op 10 dec 1693 Nieuw-Beerta, begr. op 3 jul 1696 Nieuw-Beerta.
  8. Edske Hannes, geb. tussen apr 1696 en jun 1696 Nieuw-Beerta, ged. Nieuw-Beerta, ovl. (hoogstens 48 jaar oud) circa 1745.
  9. Heebe Hannes, ged. op 16 apr 1699 Nieuw-Beerta.
  10. Nn Hannes, ged. op 15 apr 1702 Nieuw-Beerta.