Kroeze: een hele familie ten onder op de Eems, 1896

Gezin van Eernst Kroeze en Alida Dennekamp, uit Oude Pekela, aan boord van de tjalk ‘Alida’

RAMPEN en ONGEVALLEN.. “Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage”. ‘s-Gravenhage, 14-04-1896, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 11-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:003625188:mpeg21:p00007

Een kort berichtje, maar wat een leed bevat het! Een heel gezin, bestaand uit vader, moeder en acht kinderen kwam op 13 april 1896 op de Eems ter hoogte van Statenzijl om het leven. Uit de berichten destilleer ik dat de schipper onverantwoordelijk is geweest. Een met steenkolen vol beladen tjalk, luiken open, ook steenkool op het dek, zonder dekkleden, slecht weer, aangeboden hulp van een passerende stoomsleepboot afslaan, het advies van de sleepboot om in ieder geval te ankeren negeren… een zeer trieste samenloop van omstandigheden die een heel gezin – met hond- wegvaagde.

De familie Kroeze was met hun vrij nieuwe ijzeren tjalk “Alida” (36 ton, in 1895 gebouwd in Martenshoek op de werf van de gebroeders Bodewes) net teruggekeerd uit Engeland. In Delfzijl pikte de schipper een lading steenkool op van het Britse stoomschip SS Dinnington.

Vanuit Delfzijl vertrok de “Alida” met als bestemming Statenzijl, tegenover Oudeschans. Het advies van de Delfzijster sluismeester, dat men beter de binnenlandse vaarroute zou kunnen nemen, werd in de wind geslagen. De schipper verkoos over de Eems te varen. Eenmaal op de Eems bood de kapitein van de passerende stoomsleepboot van Delfzijl nog aan het schip op sleeptouw te nemen, maar dat werd geweigerd. Toen er plotseling wind opstak en er een zware onweersbui overkwam, kwam het zwiepende water via de geopende luiken het schip in en begon de ‘Alida’ te zinken. Het hele ongeluk moet in ongeveer een kwartier tijds zijn voorgevallen. De bemanning van de teruggekeerde sleepboot zag alleen nog de masten boven het water uitsteken. De schipper was vastgebonden aan de mast en bezweken: men gaat er van uit dat hij zich mogelijk wilde ophijsen. Er viel niets meer te redden.

Waar men verwacht had de rest van het gezin aan boord te zullen aantreffen, bleek dat niet het geval. De beide jongste kinderen, Grietje (3) en Henderika (1) bevonden zich vermoedelijk wel in de kajuit en werden op 13 april geborgen, evenals de hond van het gezin. Oudste dochter Webina (15) en zoon Harm (9) spoelden een dag of twee later aan in het Duitse Ditzum en ze werden daar begraven. Eén van de kinderen werd in de tuigen van plaatselijke vissers gevonden, volgens een melding op 15 april 1896. Mogelijk betrof dit Maria (5). Jongste zoontje Hendrik (7) spoelde aan op de Oost-Friese kust tussen 13 en 15 april. Op 20 april werd Aaltje geborgen en in mei werd Johannes (13) in Oterdum bij Delfzijl gevonden.

Schippersvrouw Alida Kroeze-Dennekamp werd op 5 mei gevonden bij de Fimel, de punt van Rheide en door familieleden geïdentificeerd. Hoewel de schipper aan de mast van het schip werd gevonden, werd zijn dood pas officieel vastgesteld op 31 mei 1896 in Termunten. In het zelfde bericht is vermeld dat hij als laatste van de inmiddels acht aangebrachte lijken bij Statenzijl is geïdentificeerd. Daarmee zou het gezin compleet teruggevonden zijn.

De tjalk van de familie, de “Alida”, werd in juni door deurwaarder Achterbos is beslag genomen namens de scheepsbouwer Bodewes, omdat schipper Kroeze nog een schuld op de aanbouw van 1500,– gulden had. De door het ministerie aangewezen procureur Soer uit Veendam zou het schip in juli of augustus gerechtelijk moeten verkopen. Het schip lag in juli 1896 in de Westerwoldsche A, onder beheer van de burgemeester-strandvonder van Beerta. De executieverkoop vond plaats en – plottwist – wie werd voor 1000,– eigenaar? J.J. Soer, procureur…

Het gezin Kroeze-Dennekamp

Eernst Kroeze (Ernst, Erenst, Kroese) geboren 30-07-1859 te Oude Pekela, natuurlijk kind van Webina Klinkenberg, gewettigd bij huwelijksakte op 25-08-1860 te Oude Pekela van Johannes Kroeze en Webina Klinkenberg (arbeidster), overleden op 13 april 1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems bij de punt van Reide (met schip geborgen, vastgebonden aan de mast), akte opgemaakt op 31-05-1896 te Termunten, als weduwnaar van Alida Dennekamp,

huwt 13-11-1880 Oude Pekela huwelijk (als Eernst Kroese (21), schipper),

Alida Dennekamp (21) dv Harm Dennekamp (timmerman) x Aaltje Mattema, geboren in Oude Pekela op 03-10-1859, overleden op 13 april 1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems bij de punt van Reide, geborgen 05-05-1896 te Fimel, Punt van Reide

kinderen uit dit huwelijk:

k. Webina Kroese 19-12-1880 te Oude Pekela, vader 21 arbeider, overleden (15) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems, aangespoeld te Ditzum tussen 13 en 16 april 1896, aldaar te Ditzumerverlaat begraven;

k. Joannes Kroeze 19-10-1882 te Oude Pekela, vader 23 arbeider, overleden (13) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems, geregistreerd (gevonden) op 11-05-1896 te Oterdum gem. Delfzijl;

k. Aaltje Kroese 30-07-1884 te Oude Pekela, vader arbeider; overleden (11) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems; 20 april aan land gebracht (waarschijnlijk in Ditzum, geen overlijden gevonden in Groninger akten, Winschoter courant 22-4-1896)

k. Harm Kroese 04-02-1887 te Oude Pekela, vader schipper, overleden (9) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems, aangespoeld te Ditzum tussen 13 en 16 april 1896; aldaar te Ditzumerverlaat begraven;

k. Hendrik Kroese 02-08-1889 te Oude Pekela, vader dagloner; overleden (6) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems (7 jarig jongetje aangespoeld aan de oost-Friese kust; Franeker courant)

k. Maria Kroeze 28-03-1891 te Oude Pekela, vader schipper; overleden (5) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems

k. Grietje Kroeze 29-04-1893 te Oude Pekela, vader schipper, overleden (3) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems, aan land gebracht in Statenzijl (Beerta), begraven in Oude Pekela.

k. Hinderika Kroese 26-02-1895 te Oude Pekela, vader schipper, overleden (1) op 13-4-1896 a/b van de tjalk ‘Alida’ op de Eems, (bevond zich nog in de kajuit volgens de Franeker courant

Hoogezand, Winschoterdiep: tjalk met gestreken mast,
Ansichtkaart; Datum 1903-1913, Uitgever Smit’s Boek- en Papierh.
Bron: 1986_11704.jpg Uit de collectie van Groninger Archieven

  • Bronnen: Delpher.nl, marhisdata.nl, allegroningers.nl, boek: de Dollard door G.A. Stratingh, S.S. Dinnington



81 jaar en nog bie t pad: Menko Pathuis

Bakker in Bellingwolde

Het lijkt zo’n onschuldig berichtje over een flinke senior. Maar als ik een dergelijk berichtje lees, gaan de alarmbelletjes af: het was vast geen fitness-oefening, maar bittere noodzaak! Een goede aanleiding om de wortels van M. Padhuis te onderzoeken.

Vervolg der Nieuwstijdingen. Binnenland. “Winschoter courant”. Winschoten, 14-10-1888, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 09-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMRHCG03:163381122:mpeg21:p00003

De krasse wandelaar in bovengenoemd krantenberichtje is Menko Geerts Pathuis, geboren op 10-03-1807 te Oudeschans, zoon van Geerd Jans Pathuis (bakker) en Jantje Harms. Net als zijn vader was hij bakker. Uit het feit dat hij drager van het ‘metalen kruis’ was, blijkt dat hij heeft deelgenomen aan de militaire actie die bekend is als de Tiendaagse veldtocht in augustus 1831.

Hij huwt – voor het eerst – te Bellingwolde op 18-06-1836 met Anna Derks de Voogd, geboren op 04-02-1804 te Oostwolde, overleden op 23-04-1845 te Oudeschans gem. Bellingwolde, dochter van Derk Harms de Voogd (tapper) en Heike Hindriks Bodde. (Anna was weduwe van Eltje Hindriks Doedens, wolkammer tussen 1804 en 1828, overleden als Eltje Hendens Doedens, kanonnier, leeftijd 27 jaar, geboren te Winschoten, op 22-05-1831 te Bergen op Zoom. Eltje is waarschijnlijk onder de wapenen geroepen vanwege de belgische opstand. Er waren drie kinderen uit dit huwelijk.)

Menko en Anna kregen één kind:

k. Jantje Pathuis, geboren 13-02-1837 te Oudeschans gem. Bellingwolde, dienstmeid, overleden op 28-10-1875 te Oudeschans gem. Bellingwolde, leeftijd 38 jaar.

Menko hertrouwt binnen een jaar na het overlijden van Anna met Siebentje Berends Diekhart. Het huwelijk vindt plaats te Bellingwolde op 28-02-1846. Zij is een dochter van Berend Derks Diekhart en Betje Kampes als Sibentje, geboren 03-06-1810 te Scheemda. Siebentje Diekhart, dagloonersche, is overleden op 17-04-1860 te Oudeschans gem. Bellingwolde, als echtgenote van de bakker Menko Pathuis. Zij kregen de volgende kinderen:

k. Geert Pathuis, geboren 05-03-1849 te Oudeschans gem. Bellingwolde, overleden op 29-05-1849 te Oudeschans gem. Bellingwold, 12 weken.

k. Elisabeth Pathuis, geboren 15-11-1850 te Oudeschans gem. Bellingwolde, overleden op 29-07-1851 te Oudeschans gem. Bellingwolde, 8 maanden.

Menko vindt vrij vlot na het overlijden van Siebentje een nieuwe partner in winkelierse Hillechien Zuur, die sinds 04-12-1856 weduwe is van winkelier Bene Nobbe (Beene Alberts Nobbe). Het huwelijk tussen Menko en Hillechien vindt plaats te Bellingwolde, op 15-12-1860. Zij is een dochter van Evert Jans Zuur en Zwaantje Folkerts, geboren op 23-11-1811 in Bellingwolde. Hillechien is overleden op 25-05-1891 te Bellingwolde, 79 jaar oud, dagloonersche van beroep (aangifte door Eppo Kruize, 54j.; Pieter Hendriks, 48j. ; beide dagloners). En zo is Menko voor de derde keer weduwnaar en lijkt de pit er echt uit te zijn, want binnen een jaar na het overlijden van Hillechien en drie jaar na het bewust krantenbericht is Menko overleden, op 09-02-1892 te Bellingwolde.

De aangifte wordt gedaan door werkhuisvader Hendrik Meijer (37) en Adam Scheffer, werkhuispupil (59). We kunnen wel concluderen dat Menko na het overlijden van Hillechien in het werkhuis moet zijn beland. Hij is geregistreerd als Menke Pathuis, zoon van Geert Jans Bakker en Jantje Harms. De tweede en derde echtgenote worden nog genoemd, maar Anna Derks de Voogd komt niet voor op de aangifte. De kennis van de aangevers zal zover niet meer hebben gereikt.

Menko, die op zijn oude dag nog zo dapper langs de straten liep, heeft dus al zijn naasten overleefd. Zijn militaire medaille noch zijn erfenisje noch zijn flinke stapperij heeft hem voor de armoedeval kunnen behoeden.




Hoerenkint

Janna Willems

Op 31 januari 1769 wordt in Slochteren Jan Willems gedoopt. En het is geen gewoon kind, nee, het is een Hoeren kint!

Zijn moeder Janna Willems is ‘eenige Tijdt onderwezen, strengelijks bestraft over hare zonde.’

Of de strenge bestraffing echt heeft gewerkt? Misschien gedurende een poosje, maar zes jaar later…

bevalt Janna Willems van nog een zoon. De dominee noteert het wederom fijngevoelig: ‘Een zoontie gedoopt van Janna Willems, zijnde een hoeren kint genaamd Willem.’

De namen van de in onecht geboren worden ook verticaal geschreven, terwijl die van in echt geborenen kalligrafisch horizontaal genoteerd worden. Verschil moet er zijn!




Vermist: eenen Kunnegunda Remings

Advertentie. “Opregte Groninger courant”. Groningen, 14-03-17491

Claes Dinkgreve, bakker in de Oosterstraat te Groningen, heeft burgemeester en raad van die stad verzocht om zijn verdwenen echtgenote Kunnegunda Remings te laten opsporen. Daartoe wordt een drietal advertenties in de Groninger courant geplaatst.

Het loopt niet goed af. Een week na de laatst geplaatste advertentie wordt Kunnegunda begraven. De advertenties geven ons overigens wel een mooie beschrijving van de kleding die deze middenstandsvrouw in het midden van de 18e eeuw droeg.

BEKENTMAKINGEN.
Ten verzoek van de Bakker CLAAS DINKGREVE, word door Burgermeesteren ende Raad in Groningen een ieder, dar op Dingsdag den 4 February laastleeden, des avonds omtrent vyf uuren, is uyt Huys gegaan, en vervolgens tot hier toe vermist, eenen KUNNEGUNDA REMINGS, Huysvrouw van gemelde CLAAS DINKGREVE, zynde Oud 64 Jaaren, middelmaatig van Statuur, aan de Regter syde een weynig hoog van Schouder, smal en bleek van Weezen, Blauwagtige Oogen, yets hoog van Neus, Bruyn van Hair en Winkelbrauwen, hebbende een Hulle op het Hoofd, een bonte Doek om den hals, en aan hebbende een donker bruyne Borstrok, een dito Vyfschafte-Rok, met een blaauw Wollen Voorschoot, Swarte Koussen en gemostleeren Muulen, zonder dat haar Man eenigzins heeft konnen ontdekken werwaards gemelde Vrouw zig heeft begeeven, of waar dat mogt latiteeren of wat haar mogt zyn wedervaaren; Weshalven by deezen beloofd word, een premie van tien Zilveren Ducaatons, aan die geene te betaalen, zoo voornoemde KUNNEGUNDA REMINGS wederom weet te Regt te brengen, of met zeekerheyd aan te wyzen, hoe en waar dezelve zig mogt onthouden.

Kunnegunda, die rond 1682 geboren zal zijn, liet de volgende administratieve sporen in de geschiedenis achter:
Ze huwt 1) in de Academiekerk op 02-03-1712 te Groningen, met Jan Bebinck, bruid en bruidegom beide van Groningen, voor Kunnegunda1 is broer Hendrick Reminck present; kinderen uit dit huwelijk:

  • doop 22-11-1712 Martinikerk, Groningen: Barelt, in de Oosterstraat2.
  • doop 05-12-1713 Martinikerk, Groningen, Anna, in de Oosterstraat3
  • doop 19-03-1715 Martiniker, Groningen, Jantien, in de Oosterstraat4

Ze huwt 2) in de Martinikerk op 19-10-1717 te Groningen met Claas Helmer Dinkgreve, van Quakenbrugge, Kunnegunda5 als weduwe van Jan Bebink, van Groningen, pro qua Abraham Bartelts als neeve; het echtpaar krijgt vijf kinderen:

  • doop 09-01-1720, Martinikerk, Groningen: Jurrien,in de Oosterstraat6; overleden voor 10-2-1722
  • doop 10-02-1722 Martinikerk, Groningen: Jurjen, in de Oosterstraat7
  • doop 05-12-1723 Martinikerk, Groningen: Berendt, geboren 01-12-17238
  • doop 21-01-1725 Martinikerk, Groningen: Aeltjen, geboren 19-01-17259
  • doop 14-07-1726 Martinikerk, Groningen: Aleida, geboren 07-07-172610

Er is voor het huwelijk een huwelijkscontract opgemaakt:

Er is een huwelijkscontract opgemaakt op 23-09-1717 in Groningen: oor Kunnegunda11 zijn getuigen Jan (absent) Altingh, relatie onbekend, en Hindrick Reininck, haar broer. Voor bruidegom Claes Helmer Dinckgreve zijn z’n neven Jan Gerard Basse en Harmannus Gerrardus Dinckgreve present.

In het breukdodenboek van Groningen wordt Kunnegunda op 22-03-1749 als relatie van Claes Dinkgreve uiteindelijk voor de laatste keer beschreven.

De wijze waarop haar naam in de boeken is geschreven, is ook een studie waard: maar liefst 11 variaties. Niet één keer is de naam op dezelfde wijze geschreven.

Geraadpleegde bronnen: www.allegroningers.nl, delpher.nl




Naamgeving van de getrouwde vrouw

Hoogezand-Sappemeer – 1986

Tijdens een opruimsessie komt een genealogisch aangedraaide hoarder nog wel eens iets tegen…

Er is gelukkig het een en ander veranderd!




Kou deur t ies

In het Gronings kennen we de uitdrukking: ‘Aine n zwien ien t ies joagen‘, dat betekent: de zaak bederven.

Alhoewel het een oude uitdrukking is, gebruik ik hem regelmatig, al is het maar in gedachten. Ik neem het natuurlijk niet letterlijk. Maar ooit zal er zo iets gebeurd zijn, waardoor het spreekwoord is ontstaan. Een voorbeeld met een koe ken ik nu wel. Een zekere koopman uit Martenshoek kocht in november 1888 in Groningen een koe. De terugtocht naar huis werd, met de koe aan de hand, al lopend aanvaard. Het is een aardig eindje stappen van Groningen naar Martenshoek: toch een kleine drie uur gaans. Tot aan Waterhuizen gingen het voorspoedig, maar toen ontsnapte de koe, ze kwam op het ijs van het Schuitendiep terecht en zakte door het ijs. Ze was niet meer te redden. Een grote strop voor de koopman. Wedden dat hij bij thuiskomst zei: ‘Dei verrekte kou het mie n zwien ien t ies jagt!’?

ALLERLEI.. “Provinciale Drentsche en Asser courant”. Assen, 20-11-1888. Geraadpleegd op Delpher op 23-10-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000101358:mpeg21:p003



Ripperda, Ripperda, Johan Willem Ripperda!

Na het bezoek aan de Zummerbuhnevoorstelling “Ripperda”, moest ik nodig weer even het een en ander uitzoeken. Er was in de voorstelling sprake van twee kinderen uit het huwelijk met zijn eerste vrouw Alida van Schellingwou (Schellingwoude), en ik meende ooit ergens te hebben gelezen dat er drie kinderen waren geboren. Dat werd in de digitale archieven duiken, dus! (Spoiler: het waren er vier.)

Johan Willem Ripperda (geb. Oldehove, 7 maart 1682, ovl. Tetuan, Marokko, november 1737) was de zoon van Ludolph Luirdt Ripperda, kapitein van een compagnie infanterie en Maria Isabella van Diest, dochter van Jonker Johan Wilhelm van Diest van de Jensemaborg.

Ondertrouw 1704 Groningen: d Hoog Welgebooren Heer Johan Wilhelm Ripperda van Winsum, heer van Jensema van Groningen met belasting tot Oldehove en Ferwert (Feerwerd) en d Hoog Welgebooren Juffer Alida Schellingwou van Amsterdam
pro qua de heer Gerhardt Schatter vrijheer van Petten als stiefvader. Hiervan attestatie gegeven.

Trouw 1704 13 juli, Oldehove: De Hoogh welgebooren Johan Willem Ripperda van Winsum, heer van Jensema en de Hoogh welgebooren juffer Alida Schellingwou

Het echtpaar laat dopen in Groningen:

  • 1705 Grote kerk, 12 mei, Maria Nicoleta, dv Jonker Jan Willem Ripperda, heer van Jensema en Aleda Schellingwouw, Geltingstraat (thans Gelkingestraat); overleden voor 27-01-1709;
  • 1706 Grote kerk, 10 oktober, Maria Isabella dochter van Jan Willem Ripperda en Aleida Schellingwou, in Geltingstraat. Zij is jong gestorven, in ieder geval voor 1717;
  • 1707 Grote kerk, 13 november Ludolf Luirdt, soon van Jonker Johan Willem Ripperda, en vrouwe Alida Schellingwou in Ebbingestraat; overleden 1739.
  • 1709 Grote kerk, 27 januari, Maria Nicoleta, dochter van Joh. Willem Ripperda, heer van Jensema, en Alida Schellingwou, in Ebbingestraat.

Alida van Schellingwou is gedoopt in Amsterdam op 19 december 1685 en is overleden in 1717: op 31 mei van dat jaar werd zij begraven in de Brugkerk in Koudekerk aan de Rijn. Haar ouders waren Nicolaes Schellingwou(w) en Maria Commerstein (Commersteijn), ondertrouwd in Amsterdam op 4 februari 1683. Ze heeft nog een zus gehad: Margareta, gedoopt in Amsterdam op 21 december 1683. Maria hertrouwde in 1687 met mr. Gerhard Schatter, ergo: Nicolaas is overleden voor 1687. Maria en Gerhard kregen meerdere kinderen: op 8 juni 1689 laten ze dopen Mattheus Gerard, in Haarlem, op 10 mei 1691 in Haarlem wordt Johan Cornelis gedoopt, dan nog Jan Cornelis op 1 januari 1694 in Haarlem en Cornelia Maria Margareta, gedoopt in Groningen, 12 februari 1699, in de Grote kerk, de ouders zijn heer van Petten en vrouw van Poelgeest en wonen in de Oosterstraat. Op 1 augustus 1711 wordt Johannes Cornelius Schatter, Omlandus, als student L.L. aan de hogeschool van Groningen ingeschreven. Is hij dezelfde als degene die in 1694 in Haarlem gedoopt werd? Volgens mij is dat zeer wel mogelijk. De leeftijd, 17, past goed bij een inschrijving als student.

Gerhardt Schatter was voormalig ontvanger van de ‘gemene lants middelen’ in Haarlem. Hij werd op 28 maart 1695 door de raden van Westfriesland en Holland wegens fraude uit zijn ambt gezet en voor eeuwig verbannen op straffe des doods. Hij trok naar Groningen en overleed in de stad Groningen in mei 1716. Hij heeft als universeel erfgenaam achtergelaten zijn minderjarige zoon Joan Cornelis, met Maria als bewindvoerder, doch zij is in augustus 1716 eveneens overleden.

Johan Willem Ripperda komen we tegen als partij in een bijzondere casus: Maria Commersteijn voerde met haar tweede echtgenoot een rechtzaak over de aankoop van de heerlijkheden Poelgeest en Koudekerk, die ze zouden hebben gekocht van Gerard van Poelgeest. Hij levert echter niet. Voorts is eerst Gerard naar Groningen vertrokken en Maria is hem gevolgd. Het echtpaar heeft daar vastgoed aangeschaft. Zij stelt in het begin van het dispuut dat zij zelf over haar geld en zaken zou beschikken in haar huwelijk. Omdat haar man verbannen is en dus niet naar Holland kan, vraagt Maria het hof in 1706 om haarzelf te autoriseren haar zaken in Holland zelf administratief af te handelen. (Rechten van vrouwen in die tijd stonden dat niet toe. De man was handelingsbekwaam, de vrouw niet.) Dat recht krijgt ze provisorisch. Ze schenkt op papier de heerlijkheden en nog wat grond aan haar dochter. Het echtpaar laat vervolgens in Groningen verzegelen dat ze ieder hun eigen bezittingen zullen houden en laten. Omdat Gerard en Maria in 1716 overleden zijn, komt schoonzoon Johan WIllem Ripperda in beeld, om Poelgeest en Koudekerk op te eisen voor zijn minderjarige zoon Ludolf Luirt. Bij uitspraak van de Hoge Raad dd 22 december 1713 is hij de eigenaar van de heerlijkheden. In 1714 wonen Johan Willem en Alida dan ook op de burcht Groot Poelgeest. Was Maria wel gerechtigd deze te schenken aan Johan Willem Ripperda, danwel aan haar dochter? Haar zoon Joan Cornelis Schatter is inmiddels volwassen en doet ook zijn rechten gelden. Het hof stelt dat Maria weliswaar de administratie mocht voeren, maar dat dat niet betekende dat zij naar eigen inzicht mocht verschenken en handelen. Maria noemde zich in 1706 nog vrouwe van Poelgeest en heeft dat recht dus niet aan haar dochter gegeven, stelt het hof. Daarentegen heeft Ripperda al sinds 1705 diverse rechtszaken gevoerd, met succes, want hij mocht zich eigenaar van de heerlijkheid Koudekerck noemen. Maar… er had ook 1000 gulden betaald moeten worden voor dat recht. Dat nu is nooit gebeurd. En Joan Cornelis heeft inmiddels die 1000 gulden betaald. De heren constateren dat Maria Commestein uiteindelijk altijd eigenaar is geweest, niet Ripperda. En daarmee vervalt het aan haar enige zoon. Casus positie. Besloten in Den Haag, januari 1727.

Tussen augustus 1715 en september 1717 bevond Ripperda zich in Spanje. Daar bereikte hem het bericht van het overlijden van zijn vrouw. Vanaf september 1717 noemt hij zich de baron van Ripperda. HIj is door de koning van Spanje benoemd tot “Don Juan Guillermo Varon D Ripperda“: het rijk gedecoreerde adelsdiploma bevindt zich sinds 1908 in het Rijksarchief te Groningen.

Johan Willem Ripperda in 1715 tot speciaal envoy in Spanje werd benoemd namens de Staten Generaal. Als in 1717 zijn vrouw overlijdt is oa. schoonvader Gerardt Schatter zaakwaarnemer voor de minderjarige kinderen van Johan en Alida. Mogelijk wordt halfbroer Joan Cornelis volwassen verklaard in hetzelfde jaar, wanneer zijn beide ouders zijn overleden. In 1717 wordt hij aangezworen als voogd over de kinderen van Johan Willem Ripperda’s minderjarige kinderen. Dat duurt tot februari 1724. Ripperda zelf was destijds in Spanje. Schatter was evenals zijn vader niet van onbesproken gedrag. In 1723 stonden deurwaarders aan zijn bed. Het ging zover dat de sterke arm moest worden ingeschakeld. Hij maakt het uiteindelijk zo bont dat hij uit de provincie Groningen verbannen wordt. De appel valt niet ver van de vaderlijke boom. Jan Cornelis Schatter is op 1 december 1761 begraven in Amsterdam. Lees meer in de Groninger Volksalmanak 1898 over Jan Cornelis Schatters

In 1725 wordt op berzoek van Jan Cornelis een boedelscheiding gemaakt. Er is sprake van effecten in de waarde van honderd veertien duizend honderd twee en negentig gulden, zeven stuivers en acht penningen, een huis in de Hoofd Steeg en een grafstede in de oude kerk. Alida wordt ook genoemd in het document.

https://brugkerkaanderijn.nl/?page_id=216
Het rouwbord voor Alida van Schellingwou, in de Brugkerk aan de Rijn.

Meer informatie over het geslacht Ripperda op de volgende site: GENEALOGIE VAN HET GESLACHT RIPPERDA
EN COSIJN VON RIPPERDA

Over Groot Poelgeest: https://www.historischgenootschapkoudekerk.nl/wp-content/uploads/2021/04/HGK-Jaarboek-2000.pdf

Meer over Johan Willem Ripperda’s staatkundig bedrijf: hier.

Lidmaten Feerwerd: den 5 Junij 1698
Maria CommersteijnGerard Schatters huisvr, met 2 maaghden 
Trijntje en Hillighjen

Een bijdrage tot het leven van Johan Willem Ripperda.


Nog te bestuderen: 1233 Jonker Ripperda van Jensema en Maria Commerstein wegens huisvredebreuk en het toebrengen van lichamelijk letsel aan Gerhard Schatter, 1706. 1, 1534   Volle Gerecht van de stad Groningen, 1475 - 1811 
Alledrenten: 0616   Huis Mensinge te Roden nr. 1798 Akte van overdracht door Maria Commerstein, echtgenote van Gerard Schatter, aan haar dochter Alida Schellingwou van een huis met toebehoren in de Oosterstraat te Groningen; 1705



Graftour: Kolham (1)

Samen met @Geneatine bracht ik onlangs een bezoek aan het kerkhof in Kolham. Voor haar de eerste keer, voor mij een herhaling: mijn voorouders Hartenhof en Broekema liggen er begraven. Zo is er nog de grafsteen van Sietse Broekema en Pieterke Hartenhof en hun jong gestorven dochter Stijntje. De steen begint nu echter wel in verval te raken…

Deze steen is ergens midden op het kerkhof te vinden (goed zoeken!)

Locatie: https://goo.gl/maps/M93Ax9kvPKBft7376

Naar Graftour: Kolham (2) Hartenhof, Bos, Begeman, Meijers




Graftour: Kolham (2)

Hartenhof x Bos; Bos x Begeman; Begeman x Meijers

Behalve de voorouders Broekema – Hartenhof zijn er nog twee andere stèles die mijn aandacht trokken, en wel die van Oltman Begeman en Maria Meijers. Er ligt een lijn van deze mensen naar de familie Hartenhof en die connectie intrigeert me al geruime tijd.

Mijn voorvader Amel Hartenhof was getrouwd met mijn voormoeder Hindrikje Hindriks Bos. Amel’s broer Kornelis Hartenhof was getrouwd met Hindrikjes zuster Wobbegien Hindriks Bos. Beide broers waren landbouwers in Kolham. Amel woonde aan de zuidzijde van de doorgaande weg van Kolham, schuin tegenover de huidige school en Kornelis woonde aan de noordzijde, ten oosten van de school. Ze bezaten grond vanaf Kolham tot Sappemeer. De Joodse begraafplaats aan de Knijpslaan in Kolham is aangelegd op land dat door Kornelis aan de Joodse gemeenschap werd verkocht.

Amel en Hindrikje kregen samen drie kinderen, waaronder Hindrik Hartenhof (de vader van Pieterke Hartenhof, die we in Graftour: Kolham 1 tegenkomen). Het noodlot sloeg toe en Amel stierf jong. Hindrikje, ook nog maar 28 jaar oud, hertrouwde na een klein jaar met ene Oltman Begeman, die dan 26 jaar oud en boerenknecht in Kolham is. Amel’s broer en dus twee keer Hindrikjes zwager, Kornelis Hartenhof is éen van de de getuigen. Oltman en Hindrikje krijgen samen nog maar liefst acht kinderen, en zwager Kornelis is vaak als getuige bij een aangifte van geboorte aanwezig. Er lijkt dus sprake van een goede onderlinge band.

Maar dan, rond 1841, is de situatie drastisch gewijzigd. Zwager Kornelis vinden we op dat moment terug in Veendam, als arbeider en als hij in 1844 aangifte doet van het overlijden van zijn vrouw Wobbegien (45 jaar oud) is hij zelfs geregistreerd als scheepsjager. Wat is daar toch gebeurd? Ik ben er nog steeds niet achter. Kornelis sterft in 1846 in Harkstede, maar blijkt op dat moment nog woonachtig in Veendam te zijn geweest. De vier jongste kinderen van Kornelis en Wobbegien, die nu wees zijn, worden uiteindelijk in het armenwerkhuis in Kolham ondergebracht. Daar resideert de van oorsprong Oost-Friese Maria Meijers als werkhuismoeder. Het armwerkhuis in Kolham is in de periode tussen 1847 en 1849 tot stand gekomen. Lang kan Maria er dus nog niet geweest zijn.

1846 is sowieso geen goed jaar:

en als Hendrikje 44 jaar oud is, komt in november van dat jaar haar leven ten einde. En zo is er van het oorspronkelijke klaverblad Hartenhof x Bos niemand meer in leven. Is Oltman de spreekwoordelijke lachende derde? De gebouwen en landerijen van de Hartenhof’s staan later op zijn naam. En hij laat er geen gras over groeien:

Advertentie. “Groninger courant”. Groningen, 27-11-1846, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 05-09-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010771181:mpeg21:p004
Advertentie. “Groninger courant”. Groningen, 29-01-1847. Geraadpleegd op Delpher op 05-09-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:003486009:mpeg21:p00004

Hij is achtergebleven met acht kinderen, de oudste jongens Hartenhof zijn het huis al uit, uit het eerste huwelijk woont alleen stiefdochter Aaltje nog bij hem. Zijn eigen jongste kind is vijf jaar oud. Oltman vindt uiteindelijk wel een heel passende oplossing: hij trouwt in november 1850 met de armwerkhuismoeder, Maria Meijers. Jammer genoeg lijkt het erop dat de werkhuismoeder niet heel erg betrokken was bij haar functie noch bij de andere Hartenhof-familie: er is geen plaats voor de kinderen van zwager Kornelis en Wobbegien in het nieuwe gezin. Maria en Oltman laten hen achter in het werkhuis…

Oltman en Maria krijgen samen nog één kind: Frederik. Dat jongetje wordt niet oud, het sterft op 9-jarige leeftijd.

Locatie: https://goo.gl/maps/M93Ax9kvPKBft7376

Bronnen:

  • allegroningers.nl
  • familysearch.com
  • wikipedia.com
  • veenkoloniaal museum, scheepsjagerpenningen
  • archief ned. herv. gemeente Kolham, rijksarchief Groningen

De namen kennen verschillende variaties: Cornelis, Kornelius, Hartenhoff, Hindrikkien, Hendrikje, Wubbina, Oldman, Oltman Berends Begeman.




Toevalsvondst Schuldprotocol – Antie Thijes, wv Gaetse Derx, ev Sipke Tierds.

Rechterlijke Archieven: Groningen Schuld protocol, nr. 62-63, 1684 – 1685 Granite Mountain Record Vault International Film 483764 8904007, Family Search.)
Groningen: Henderick Derx heeft met de Schultes van Sappemeer zaken uit het huis van Antje Thijes, wed. van Gaetse Dercks en nu gehuwd met Sipko Sijrts, gehaald. Burgemeester en Raad bepalen dat de spullen terug moeten met uitzondering van het geld en het zilverwerk.
Henderick blijkt dat niet te doen, integendeel, hij is op de dag dat de weduwe voor de raadskamer stond naar Sappemeer gereisd en heeft met behulp van Schultes Huijsinge kasten en andere goederen van Gaetse Derx weggehaald. Er blijkt ook geld vermist te zijn, 500 daeler. Daarover is dispuut.
Henderick wordt veroordeeld tot betalen van een breuk van 200 daeler, te betalen binnen 3 x 24 uur. Ook de schulte is in gebreke: die moet ook een breuk betalen en wel 50 daeler binnen 72 uur.

Lidmaten Hoogezand 4 september 1664 Janke Hansen met attestat. van Herbaim.
Lidmaat Hoogezand, 11 december 1670 Gaetse Derx

Gaetse Dercks (Derx) x Jancke Hansen (Janke Hanssen), kinderen:
09-04-1665 Sappemeer Antje
16-11-1668 Hoogezand Derck
06-11-1668 Hoogezand Aeltien
17-12-1671 Hoogezand Derck
04-09-1673 Hoogezand Derck
14-09-1673 Hoogezand Aeltien
27-08-1676 Hoogezand Schelte
23-09-1677 Hoogezand Schelte

28-02-1680 Hoogezand huwelijk, 29-02-1680 Kolham, huwelijk
Gaetse Dercks van Hoogezand en Fenne Bouwes van Hoogezand

24-03-1682 Kerkelijke gemeente Hoogezand, huwelijk
Gaetse Derx x Antie Thijes, weduwe van Philips Aukes, kind:
18-02-1683 Hoogezand Schelte

Huwelijk (niet gevonden) Philip(s) Auckes (Aukes) x Antie Thijes, kinderen:
07-05-1677 Hoogezand Jan
27-10-1678 Hoogezand Edse
24-10-1680 Hoogezand Hillejen

Lidmaten Hoogezand, 12 juni 1681 Philips Auckes en sijn huisvrouw Antie Thijes

(Sipko Sijrts, Sipke Tjeerts, Sipke Tierds)
Lidmaten Hoogezand, 7 juni 1685 Sipke Tierts van Bergum

19-10-1684 Hoogezand huwelijk
Sipke Tierts van Bergum x Antie Thijessen, weduwe van Gaetse Derx, kind:
28-05-1685 Hoogezand Foockele