Na het bezoek aan de Zummerbuhnevoorstelling “Ripperda”, moest ik nodig weer even het een en ander uitzoeken. Er was in de voorstelling sprake van twee kinderen uit het huwelijk met zijn eerste vrouw Alida van Schellingwou (Schellingwoude), en ik meende ooit ergens te hebben gelezen dat er drie kinderen waren geboren. Dat werd in de digitale archieven duiken, dus! (Spoiler: het waren er vier.)
Johan Willem Ripperda (geb. Oldehove, 7 maart 1682, ovl. Tetuan, Marokko, november 1737) was de zoon van Ludolph Luirdt Ripperda, kapitein van een compagnie infanterie en Maria Isabella van Diest, dochter van Jonker Johan Wilhelm van Diest van de Jensemaborg.
Ondertrouw 1704 Groningen: d Hoog Welgebooren Heer Johan Wilhelm Ripperda van Winsum, heer van Jensema van Groningen met belasting tot Oldehove en Ferwert (Feerwerd) en d Hoog Welgebooren Juffer Alida Schellingwou van Amsterdam
pro qua de heer Gerhardt Schatter vrijheer van Petten als stiefvader. Hiervan attestatie gegeven.
Trouw 1704 13 juli, Oldehove: De Hoogh welgebooren Johan Willem Ripperda van Winsum, heer van Jensema en de Hoogh welgebooren juffer Alida Schellingwou
Het echtpaar laat dopen in Groningen:
- 1705 Grote kerk, 12 mei, Maria Nicoleta, dv Jonker Jan Willem Ripperda, heer van Jensema en Aleda Schellingwouw, Geltingstraat (thans Gelkingestraat); overleden voor 27-01-1709;
- 1706 Grote kerk, 10 oktober, Maria Isabella dochter van Jan Willem Ripperda en Aleida Schellingwou, in Geltingstraat. Zij is jong gestorven, in ieder geval voor 1717;
- 1707 Grote kerk, 13 november Ludolf Luirdt, soon van Jonker Johan Willem Ripperda, en vrouwe Alida Schellingwou in Ebbingestraat; overleden 1739.
- 1709 Grote kerk, 27 januari, Maria Nicoleta, dochter van Joh. Willem Ripperda, heer van Jensema, en Alida Schellingwou, in Ebbingestraat.
Alida van Schellingwou is gedoopt in Amsterdam op 19 december 1685 en is overleden in 1717: op 31 mei van dat jaar werd zij begraven in de Brugkerk in Koudekerk aan de Rijn. Haar ouders waren Nicolaes Schellingwou(w) en Maria Commerstein (Commersteijn), ondertrouwd in Amsterdam op 4 februari 1683. Ze heeft nog een zus gehad: Margareta, gedoopt in Amsterdam op 21 december 1683. Maria hertrouwde in 1687 met mr. Gerhard Schatter, ergo: Nicolaas is overleden voor 1687. Maria en Gerhard kregen meerdere kinderen: op 8 juni 1689 laten ze dopen Mattheus Gerard, in Haarlem, op 10 mei 1691 in Haarlem wordt Johan Cornelis gedoopt, dan nog Jan Cornelis op 1 januari 1694 in Haarlem en Cornelia Maria Margareta, gedoopt in Groningen, 12 februari 1699, in de Grote kerk, de ouders zijn heer van Petten en vrouw van Poelgeest en wonen in de Oosterstraat. Op 1 augustus 1711 wordt Johannes Cornelius Schatter, Omlandus, als student L.L. aan de hogeschool van Groningen ingeschreven. Is hij dezelfde als degene die in 1694 in Haarlem gedoopt werd? Volgens mij is dat zeer wel mogelijk. De leeftijd, 17, past goed bij een inschrijving als student.
Gerhardt Schatter was voormalig ontvanger van de ‘gemene lants middelen’ in Haarlem. Hij werd op 28 maart 1695 door de raden van Westfriesland en Holland wegens fraude uit zijn ambt gezet en voor eeuwig verbannen op straffe des doods. Hij trok naar Groningen en overleed in de stad Groningen in mei 1716. Hij heeft als universeel erfgenaam achtergelaten zijn minderjarige zoon Joan Cornelis, met Maria als bewindvoerder, doch zij is in augustus 1716 eveneens overleden.
Johan Willem Ripperda komen we tegen als partij in een bijzondere casus: Maria Commersteijn voerde met haar tweede echtgenoot een rechtzaak over de aankoop van de heerlijkheden Poelgeest en Koudekerk, die ze zouden hebben gekocht van Gerard van Poelgeest. Hij levert echter niet. Voorts is eerst Gerard naar Groningen vertrokken en Maria is hem gevolgd. Het echtpaar heeft daar vastgoed aangeschaft. Zij stelt in het begin van het dispuut dat zij zelf over haar geld en zaken zou beschikken in haar huwelijk. Omdat haar man verbannen is en dus niet naar Holland kan, vraagt Maria het hof in 1706 om haarzelf te autoriseren haar zaken in Holland zelf administratief af te handelen. (Rechten van vrouwen in die tijd stonden dat niet toe. De man was handelingsbekwaam, de vrouw niet.) Dat recht krijgt ze provisorisch. Ze schenkt op papier de heerlijkheden en nog wat grond aan haar dochter. Het echtpaar laat vervolgens in Groningen verzegelen dat ze ieder hun eigen bezittingen zullen houden en laten. Omdat Gerard en Maria in 1716 overleden zijn, komt schoonzoon Johan WIllem Ripperda in beeld, om Poelgeest en Koudekerk op te eisen voor zijn minderjarige zoon Ludolf Luirt. Bij uitspraak van de Hoge Raad dd 22 december 1713 is hij de eigenaar van de heerlijkheden. In 1714 wonen Johan Willem en Alida dan ook op de burcht Groot Poelgeest. Was Maria wel gerechtigd deze te schenken aan Johan Willem Ripperda, danwel aan haar dochter? Haar zoon Joan Cornelis Schatter is inmiddels volwassen en doet ook zijn rechten gelden. Het hof stelt dat Maria weliswaar de administratie mocht voeren, maar dat dat niet betekende dat zij naar eigen inzicht mocht verschenken en handelen. Maria noemde zich in 1706 nog vrouwe van Poelgeest en heeft dat recht dus niet aan haar dochter gegeven, stelt het hof. Daarentegen heeft Ripperda al sinds 1705 diverse rechtszaken gevoerd, met succes, want hij mocht zich eigenaar van de heerlijkheid Koudekerck noemen. Maar… er had ook 1000 gulden betaald moeten worden voor dat recht. Dat nu is nooit gebeurd. En Joan Cornelis heeft inmiddels die 1000 gulden betaald. De heren constateren dat Maria Commestein uiteindelijk altijd eigenaar is geweest, niet Ripperda. En daarmee vervalt het aan haar enige zoon. Casus positie. Besloten in Den Haag, januari 1727.
Tussen augustus 1715 en september 1717 bevond Ripperda zich in Spanje. Daar bereikte hem het bericht van het overlijden van zijn vrouw. Vanaf september 1717 noemt hij zich de baron van Ripperda. HIj is door de koning van Spanje benoemd tot “Don Juan Guillermo Varon D Ripperda“: het rijk gedecoreerde adelsdiploma bevindt zich sinds 1908 in het Rijksarchief te Groningen.
Johan Willem Ripperda in 1715 tot speciaal envoy in Spanje werd benoemd namens de Staten Generaal. Als in 1717 zijn vrouw overlijdt is oa. schoonvader Gerardt Schatter zaakwaarnemer voor de minderjarige kinderen van Johan en Alida. Mogelijk wordt halfbroer Joan Cornelis volwassen verklaard in hetzelfde jaar, wanneer zijn beide ouders zijn overleden. In 1717 wordt hij aangezworen als voogd over de kinderen van Johan Willem Ripperda’s minderjarige kinderen. Dat duurt tot februari 1724. Ripperda zelf was destijds in Spanje. Schatter was evenals zijn vader niet van onbesproken gedrag. In 1723 stonden deurwaarders aan zijn bed. Het ging zover dat de sterke arm moest worden ingeschakeld. Hij maakt het uiteindelijk zo bont dat hij uit de provincie Groningen verbannen wordt. De appel valt niet ver van de vaderlijke boom. Jan Cornelis Schatter is op 1 december 1761 begraven in Amsterdam. Lees meer in de Groninger Volksalmanak 1898 over Jan Cornelis Schatters
In 1725 wordt op berzoek van Jan Cornelis een boedelscheiding gemaakt. Er is sprake van effecten in de waarde van honderd veertien duizend honderd twee en negentig gulden, zeven stuivers en acht penningen, een huis in de Hoofd Steeg en een grafstede in de oude kerk. Alida wordt ook genoemd in het document.
Meer informatie over het geslacht Ripperda op de volgende site: GENEALOGIE VAN HET GESLACHT RIPPERDA
EN COSIJN VON RIPPERDA
Over Groot Poelgeest: https://www.historischgenootschapkoudekerk.nl/wp-content/uploads/2021/04/HGK-Jaarboek-2000.pdf
Meer over Johan Willem Ripperda’s staatkundig bedrijf: hier.
Lidmaten Feerwerd: den 5 Junij 1698
Maria Commersteijn, Gerard Schatters huisvr, met 2 maaghden
Trijntje en Hillighjen
Een bijdrage tot het leven van Johan Willem Ripperda.
Nog te bestuderen: 1233 Jonker Ripperda van Jensema en Maria Commerstein wegens huisvredebreuk en het toebrengen van lichamelijk letsel aan Gerhard Schatter, 1706. 1, 1534 Volle Gerecht van de stad Groningen, 1475 - 1811 Alledrenten: 0616 Huis Mensinge te Roden nr. 1798 Akte van overdracht door Maria Commerstein, echtgenote van Gerard Schatter, aan haar dochter Alida Schellingwou van een huis met toebehoren in de Oosterstraat te Groningen; 1705